13.1 Eten (deel 1 en deel 2)

Waar denk jij aan bij 'eten'?
1 / 35
volgende
Slide 1: Woordweb
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Waar denk jij aan bij 'eten'?

Slide 1 - Woordweb

Hoofstuk 13 
Dieren en planten

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 13.1 Eten

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt uitleggen waarom plantaardig voedsel moeilijk te verteren is.
- Je kunt aan de hand van het gebit en de darmen benoemen welke soort eter (planteneter, vleeseter, alleseter) het zoogdier is.
- Je kunt uitleggen wat een energiebalans is en waar dieren de energie uit hun voedsel voor gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoe kauwen dieren?
Planteneters - bijv. koeien
Plooikiezen 

Vleeseters - bijv. honden
Grotere scherpe hoektanden en knipkiezen  

Alleseters - bijv. mensen en varkens. 
Snijtanden en hoektanden en knobbelkiezen 

Slide 6 - Tekstslide

Plantaardig voedsel

Slide 7 - Tekstslide

Bekijk de animatie van de volgende slide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Waarom zijn koeien dikker dan honden?

Slide 10 - Tekstslide

Welk dier heeft de langste darmen?
Verteren is het klein maken van voedsel. Dit gebeurt in het verteringsstelsel.
Planten verteren is moeilijk dit lukt alleen als het voedsel lang in het verteringsstelsel zit.
Planteneters hebben een extra lang verteringsstelsel. Daarom heeft een koe ook een dikke buik (meerdere magen en lange darmen).

Het verteringsstelsel van een mens in middellang, omdat wij alleseters zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Energiebalans
Dieren moeten genoeg energie uit hun voedsel binnenhalen om te kunnen overleven. 
In een energiebalans kan je zien hoeveel energie een dier binnenkrijgt en waarvoor hij die energie gebruikt.

Slide 12 - Tekstslide

Energiebalans
E:Energie
B: Beweging
T: Temperatuur
P: Maken van nieuwe cellen
U: Wat het lichaam uit gaat
      (poep, urine, zweet)

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag... 
Maken 13.1      1 t/m 15 + nakijken

Slide 14 - Tekstslide

13.1 (deel 2)
- Je kunt uitleggen wat fotosynthese is (welke stoffen nodig hebt en wat er ontstaat).
- Je kunt opnoemen welke andere stoffen er met behulp van glucose gemaakt worden en uitleggen waar ze voor gebruikt worden.
- Je kunt beschrijven hoe eencellige organismen stoffen kunnen op- en afnemen (endocytose, exocytose).
- Je kunt uitleggen wat actief en passief transport is.
- Je kunt de processen osmose en diffusie beschrijven.
- Je kunt een aantal verschillende manieren noemen waarop prooidieren zichzelf beschermen.
- Je kunt een aantal verschillende manieren noemen waarop planten zichzelf beschermen.

Slide 15 - Tekstslide

Maar eerst... wat weet je nog van de kenmerken van de soorten eters?

Slide 16 - Tekstslide

Wat kun je aan het gebit van dieren zien?
A
In welke omgeving het dier leeft.
B
Wat voor voedsel een dier eet
C
Wat een dier lekker vindt
D
Hoe groot een dier is.

Slide 17 - Quizvraag

Een dier heeft knipkiezen. Dit dier is een:
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 18 - Quizvraag

Planteneters eten plantaardig voedsel. Plantaardig voedsel is
A
gemakkelijk te verteren
B
moeilijk te verteren
C
niet te verteren

Slide 19 - Quizvraag

In het gebit van een zeehond zitten snijtanden en scherpe kiezen. Ook heeft hij grote hoektanden. Bij welke groep dieren hoort een zeehond?
A
Alleseters
B
Vleeseters
C
Plantenetesr

Slide 20 - Quizvraag

Een dier heeft plooikiezen. Dit dier is een:
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 21 - Quizvraag

Hoe 'eten' planten
Groene planten maken zelf glucose tijdens fotosynthese
->
de plant heeft hiervoor koolstofdioxide en water nodig
-> naast glucose ontstaat er ook zuurstof

De energie die nodig is om glucose te maken haalt de plant uit zonlicht

Van glucose maakt de plant andere voedingstoffen zoals: zetmeel, vetten, eiwitten en vitaminen.

Daarvoor zijn mineralen nodig, die zuigt de plant op met de wortels. 
- HOE WORDEN WATER EN KOOLSTOFDIOXIDE DOOR DE PLANT OPGENOMEN? KIJK GOED NAAR DE AFB.




Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 25 - Sleepvraag

Hoe 'eten' eencellige organismen?
Proces = endocytose
Deel van het celmembraan vouwt om het te eten eencellige plantje (=alg) en wordt zo opgenomen.

Proces = exocytose
Onverteerde resten of andere grote stoffen worden verpakt in blaasjes en deze vloeien samen met het celmembraan. Inhoud wordt zo naar buiten afgegeven.


Slide 26 - Tekstslide

Diffusie
Naast algen en onverteerde resten wisselt een eencellige ook andere stoffen met zijn omgeving.

Zuurstof en koolstofdioxide passeren het celmembraan vanzelf, dit kost geen energie. Dit heet diffusie

Diffusie treedt op wanneer er binnen en buiten de cel een verschil in concentratie is. 
-> de stof gaat door het celmembraan van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie

Slide 27 - Tekstslide

Osmose
Water gaat via osmose de cel in of uit. 
Kost de cel geen energie.
Water verplaatst zich van een plek met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een plek met een hoge concentratie opgeloste stoffen.
WAT BETEKENT ACTIEF EN PASSIEF TRANSPORT?

Slide 28 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten
Hoe voorkomen organismen dat ze worden opgegeten?
1. Planteneters grote oren en ogen aan zijkant
-> snellere waarneming en snel vluchten
2. Camouflage --> door niet op te vallen in hun omgeving
3. Mimicry --> lijken op een ander gevaarlijk dier (bijvoorbeeld zweefvliegen die op wespen lijken)

Planten: doorns, maken van bittere stoffen (soms giftig!), brandharen... 



Slide 29 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Camouflage: niet opvallen in de omgeving

Slide 30 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Mimicry: lijken op een ander (giftig) dier

Slide 31 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?

Slide 32 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 33 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 34 - Quizvraag

Aan de slag... 
Maken 13.1 16 t/m 24 + nakijken

Slide 35 - Tekstslide