47.2 Unité 2 - Le conditionnel - Grammaire II

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Maak een zin in de
conditionnel (nl)

Slide 3 - Woordweb

Le Conditionnel
Conditionnel  -  condition = voorwaarde
Het is niet echt gebeurd, maar het zou kunnen gebeuren.

Beleefdheid: Je voudrais une tasse de thé.
Voorwaarde: Si (als) j'habitais en France, j'irais à Paris.
Veronderstelling: Il viendrait un jour, non?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

JE
TU
IL/ELLE/ON
NOUS
VOUS
ILS/ELLES
répondrait
écoutions
regardaient 
finiriez
irais
aurais

Slide 6 - Sleepvraag

habiter - nous
A
habiterons
B
habiterions
C
habitons
D
habitions

Slide 7 - Quizvraag

rendre - vous
A
rendiez
B
rendriez
C
rendez
D
rendrez

Slide 8 - Quizvraag

choisir - elles
A
choisiront
B
choisiraient
C
choisiont
D
choisaient

Slide 9 - Quizvraag

Uitzonderingen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de basisvorm van être

Slide 12 - Open vraag

wat is de basisvorm van aller

Slide 13 - Open vraag

wat is de basisvorm van avoir

Slide 14 - Open vraag

Wat is de vertaling van:
ik zou hebben

Slide 15 - Open vraag

ALORS
Imparfait :
nous-vorm van de présent - + ais, ais, ait, ions, iez, aient
Conditionnel:
hele werkwoord + ais, ais, ait, ions, iez, aient
Futur simple:
hele werkwoord + ai, as, a, ons, ez, ont

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Au revoir!

Slide 18 - Tekstslide