H8.1-2 Rekenen met verhoudingen

Rekenen
Verhoudingen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Rekenen
Verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
- Ik weet wat een verhouding is
- Ik kan een verhoudingstabel invullen
-  Ik kan berekeningen maken met verhoudingen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhouding
Een verhouding bestaat uit twee of meer getallen.

Je komt verhoudingen tegen bij hoevelheden, prijzen en aantallen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met verhoudingen
Om met verhoudingen te rekenen, kun je een verhoudingstabel gebruiken.

Voorbeeld: In 1 doos zitten 12 eieren
Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen? 


doos
1
3
eieren
12
36
x3

Slide 4 - Tekstslide

om met een verhoudingen te vergroten, moet je beide getallen in de verhouding met hetzelfde getal vermenigvuldigen.
Rekenen met verhoudingen
Je kunt met een verhouding verkleinen. Je moet beide getallen door hetzelfde getal delen.
Voorbeelden:
  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?
uur
2
1
km
180
90
brood
3
1
euro
4,50
1,50
:2
:3

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3 dozen kiwi's kosten 6 euro. Hoeveel kosten 9 dozen?
Aantal dozen
3
9
Aantal euro's
6
?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2 bioscoopkaartjes kosten 16 euro. Hoeveel kosten 10 kaartje?
Aantal kaarten
2
10
Aantal euro's
16
?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zitten 30 koekjes in 2 pakken. Hoeveel koekjes zitten er in 8 pakken?
Aantal koekjes
30
?
Aantal pakken
2
8

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

8 tubes tandpasta kosten 6 euro. Hoeveel kosten 2 tubes?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6 meter stof kost 36 euro. Hoeveel kost 2 meter stof?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1 liter melk is genoeg voor 16 pannenkoeken.Hoeveel liter heb je nodig voor 8?
1 liter
16 pannenkoeken

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pieter rent 12 rondjes in 48 minuten. Hoeveel rondjes rent hij in 8 minuten?
12 rondjes
48 minuten
8 minuten

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

15 concertkaartjes kosten samen 225 euro. Hoeveel kosten 3 kaartjes?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de winkel staan 600 flesjes cola. In totaal zit er 180 liter cola in de flesjes.
Stan moet voor een bestelling 9 liter cola klaarzetten. Hoeveel flesjes moet hij in totaal pakken?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro. Hoeveel kosten 5 flessen?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bedrijf bestelt 8 lampen voor 120 euro. Het bedrijf wil nog 5 lampen bestellen. Hoeveel moeten ze bijbetalen?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Petri heeft een kat. De kat eet in 4 weken tijd 24 zakjes kattenvoer. Petri gaat 3 weken op vakantie. Haar buurvrouw geeft de kat te eten. Hoeveel zakken moet Petri klaarleggen voor de buurvrouw?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Marieke rijdt 60 kilometer. Haar auto verbruikt daarbij 4 liter benzine.
Hoeveel kilometer kan de auto met een tank van 50 liter rijden?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken:

Werkbladen
Boek(1F): blz. 162 t/m 171 - Opdracht 5 tot en met 16

Studiemeter: Startrekenen online - Vooraf op weg naar 1F of 1F Instaptoets en oefeningen


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies