TL - 3 - 4.6 - Reageren met hormonen

4.6 Reageren met hormonen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4.6 Reageren met hormonen

Slide 1 - Tekstslide

Er zijn ook 3 typen zenuwcellen: de gevoelszenuwcellen, de bewegingszenuwcellen en...
A
Sensorische zenuwcellen
B
Motorische zenuwcellen
C
Gemengde zenuwcellen
D
Schakelcellen

Slide 2 - Quizvraag

In het lichaam liggen drie typen zenuwcellen. Bij een van deze typen zenuwcellen horen de volgende kenmerken:
– deze zenuwcellen geleiden de impulsen van de ene zenuwcel naar de andere;
– uitlopers van deze cellen zijn verbonden met andere zenuwcellen.
Bij welk type zenuwcellen horen de kenmerken?
A
bij bewegingszenuwcellen
B
bij gevoelszenuwcellen
C
bij schakelzenuwcellen

Slide 3 - Quizvraag

De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 4 - Quizvraag

welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D

Slide 5 - Quizvraag

Een reflex verloopt automatisch.
Word je je bewust van een reflex?
A
Nee, want het gaat automatisch
B
Nee, nooit
C
Ja, direct
D
Ja, maar pas als de beweging is afgelopen

Slide 6 - Quizvraag

Kan een terugtrek-reflex nog optreden als in de reflexboog de zenuwcellen R zijn uitgeschakeld?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

4.6: Reageren met hormonen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Hoe werken hormonen?
Je hersenen regelen alle werkingen van je organen

Dit doen ze door 2 dingen:
  1. met het zenuwstelsel (zintuigen-->impulsen)
  2. met hormonen

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn hormonen?
  • Hormonen zijn regelstoffen
  • Hormoonklieren maken deze stoffen
  • Bij signaal (van zenuwcel of ander hormoon) 
    geven de cellen stoffen af aan het bloed



Slide 11 - Tekstslide

Welke functie hebben hormonen?
  1. Hypofyse: groeihormonen (groeien)
  2. Schildklier: schildklierhormoon (verbranding)
  3. Eilandjes van Langerhans: insuline en glucagon (suiker)
  4. Bijnier: adrenaline (stress)
  5. Eierstokken: oestrogeen (vrouwelijke kenmerken)
  6. Zaadballen: testosteron (mannelijke kenmerken)

Slide 12 - Tekstslide

Hormonenklieren:
1  Hypofyse
3 Schildklier 
5 Bijnieren 
6 Eilandjes van Langerhans (alvleesklier)
7 Eierstokken 
8 Zaadballen 

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten (vanaf p. 66)
4.6: 1,3, 4, 5, 6, 7 
-maak 4.1
-klaar? maak 4.2
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Hypofyse
  1.  Hormoonklier in de hersenen.
  2. Maakt groeihormoon
  3.  Beïnvloedt andere hormoonklieren (zoals de geslachtsorganen)

Slide 15 - Tekstslide

Hypofyse: productie van hormonen voor regeling groei, beïnvloeden van andere hormoonklieren 
9.1 

Slide 16 - Tekstslide

Schildklier
  •  Maakt schildklierhormoon: 
  • Schildklierhormoon regelt verbranding in de cellen
  • Te weinig schildklierhormoon: koud en moe en wordt dikker
  • Te veel schildklierhormoon: warm, bent bewegelijk, valt af

Slide 17 - Tekstslide

De bijnier
  • Ligt boven de nier
  • Maakt adrenaline
  • Adrenaline = paniekhormoon

Zorgt voor:
=> snellere hartslag
=> snellere ademhaling
=> meer verbranding
Dus meer energie

Slide 18 - Tekstslide

De eilandjes van Langerhans (alvleesklier)
  • Maken insuline en glucagon
  • Regelen bloedsuikerspiegel
  • Als het glucosegehalte gehalte hoog = insuline
  • Glucose gehalte te laag = glucagon

Slide 19 - Tekstslide

Eierstokken, vrouw
  • Aangestuurd door de hypofyse
  •  Vrouwelijk geslachtshormoon: oestrogeen
  • Zorgen voor de secundaire geslachtsorganen
  • Regelen menstruatie

Slide 20 - Tekstslide

Zaadballen, man
  • Aangestuurd door hypofyse
  • Maken mannelijk gelachtshormoon: testosteron. 
  • Zorgen voor secundaire geslachtskenmerken (baardgroei etc.)
  • Maken vanaf de puberteit zaadcellen

Slide 21 - Tekstslide

HORMOONSTELSEL
ZENUWSTELSEL
snel
langzaam
impulsen
via bloed
kort
langdurig
via zenuwen
hormonen

Slide 22 - Sleepvraag

Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken
D
hormoonklieren

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de functie van hormonen?
A
hormonen regelen de werking van organen die er gevoelig voor zijn
B
hormonen zorgen voor de voeding van veel hormoonklieren
C
hormonen zorgen voor snelle reacties op bepaalde prikkels

Slide 24 - Quizvraag

sleep de hormoonklieren naar de juiste plek
testikels
hypofyse
schildklier
alvleesklier
bijnieren

Slide 25 - Sleepvraag

Welke andere hormonen beïnvloeden vooral de werking van de eierstokken
A
Hormonen uit de alvleesklier
B
Hormonen uit de hypofyse
C
Hormonen uit de schildklier
D
Hormonen uit een bijnier

Slide 26 - Quizvraag

Hormonen werken sneller dan impulsen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Welk hormoon speelt een rol bij de verbranding?

Slide 28 - Open vraag

Stelling: hormonen werken sneller dan impulsen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Opdrachten (vanaf p. 66)
4.6: 10, 12, 13, 14
-maak 4.1
-klaar? maak 4.2
timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video