Inleiding in de logistiek 1.4

Inleiding in de logistiek 1.4
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
LogistiekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Inleiding in de logistiek 1.4

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Terugblik naar: vorige les
nieuw: tussenpersonen en functies in de logistiek

Slide 2 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Maak de bedrijfskolom kloppend 
Chocoladefabriek
Supermarkt
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 3 - Sleepvraag

Zara besluit om alleen dameskleding te gaan verkopen. We praten dan van:
A
Differentiatie
B
Integratie
C
Parallelisatie
D
Specialisatie

Slide 4 - Quizvraag

De bedrijfskolom van rijst is erg lang. Er word een schakel tussenuit gehaald. Hoe noem je dat?
A
Integratie
B
Differentiatie
C
Parallelisatie
D
Specialisatie

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdstuk 1.4 Tussenpersonen
Leervragen:
Aan het eind van de les ben je in staat om uit te leggen:
Welke tussenpersonen je tegen komt in de bedrijfskolom.
Je kunt er minimaal drie benoemen en vertellen wat hun werkzaamheden zijn.



Slide 6 - Tekstslide

Welke tussenpersonen kunnen in een bedrijfskolom aanwezig zijn?

Slide 7 - Open vraag

Tussenpersonen binnen de bedrijfskolom
Expediteur
Douane-expediteur
Cargadoor
Stuwadoor
Vervoerder of transporteur
Logistiek dienstverlener
Service merchandiser

Slide 8 - Tekstslide

Tussenpersonen
  • Expediteur:  sluit namens de verzender een vervoersovereenkomst met de vervoerder. 
  • Douane-expediteur: een expediteur die ook op de hoogte is van de regels en procedures bij douaneprocessen. 

Slide 9 - Tekstslide

Een expediteur...
A
Zorgt voor het verplaatsen van goederen
B
Zorgt voor het verzenden van goederen
C
Zorgt voor de administratieve afwerking en btw van goederen
D
Zorgt voor verzending en de administratie van goederen

Slide 10 - Quizvraag

Cargadoor en Stuwadoor
Cargadoor: is een rederij, die zorgt voor de ligplaats, regelt het laden en lossen en alle andere werkzaamheden binnen de haven.

Stuwadoor: zorgt dat schepen worden gelost en geladen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat doet een cargadoor?
A
Deze laadt en lost
B
Deze vertegenwoordigt de rederij
C
Deze zet de ladingvast
D
Deze regelt zeetransport

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn geen tussenpersonen binnen de bedrijfskolom?
A
Advocaat
B
Stuwadoor
C
Expediteur
D
Douane-expediteur

Slide 13 - Quizvraag

De tussenpersoon tussen verlader en ontvanger, en rederij is?
A
Stuwadoor
B
Transporteur
C
Expediteur
D
Cargadoor

Slide 14 - Quizvraag

Vervoerder

Deze is verantwoordelijk voor het vervoer van de producten van A naar B.
Veel bedrijven besteden het vervoer van hun producten uit aan transportbedrijven.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heet een bedrijf dat de verzending en administratie van goederen organiseert?
A
Een cargadoor
B
Een expediteur
C
Een stuwadoor
D
Vervoerder

Slide 16 - Quizvraag

Logistieke dienstverlener
Warehousing, deze bedrijven houden de voorraad aan van andere bedrijven. 
Vandaar dienstverlener = diensten verleent in een sector.
Werkzaamheden die ze kunnen verrichten zijn:
  • Opslag van producten voor andere bedrijven
  • Beheer van software
  • Onderhoud van apparaten
  • De VAS en VAL activiteiten.

Slide 17 - Tekstslide

Ontwikkelingen in de diensverlening

1PL:  1e alleen transport - en opslagopdrachten, onder vast contract
2PL: 1990 wilden verladers met vaste contracten werken, na prijs en voorwaarden overleg kwam dit er.
3PL: naast eerder genoemde werkzaamheden, werd hun werk uitgebreid met VAL(ompakken enz.) en VAS(prijzen van artikelen enz.) activiteiten
4PL: regelt de dienstverlener grote delen van de logistieke keten op wereldniveau: transport, opslag, factureren, douane enz.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een distributiecentrum en een logistiek dienstverlener?
A
Er is geen verschil
B
De een ontvangt altijd alleen goederen van 1 klant en de ander altijd van meerdere klanten.
C
Een Logistiek dienstverlener werkt voor andere bedrijven en een DC voor het eigen bedrijf.

Slide 19 - Quizvraag

Welk soort logistieke dienstverlener verricht de meeste diensten voor een klant?
A
1PL
B
2PL
C
3PL
D
4PL

Slide 20 - Quizvraag

Warehousing
Warehousing is het opslaan van goederen die later worden verkocht of gedistribueerd. Soms worden de termen warehouse en distributiecentrum door elkaar gebruikt, maar toch is dit niet hetzelfde. Een warehouse is feitelijk alleen de opslagruimte, terwijl een distributiecentrum zich naast opslag ook bezighoudt met orderpicking en orderverwerking (vaak inclusief transport). Bron: chain-logistics

Slide 21 - Tekstslide

Service merchandising
De ondernemer vertrouwt een deel van het assortiment toe aan een service merchandiser. Deze beheert de voorraad en verzorgt de ruimte en presentatie in de winkel waar de artikelen staan. 

Ook wel jack jobbing genoemd. 

Slide 22 - Tekstslide

Selecteer het juiste woord voor het begrip ''Warehouse"
A
Distributiecentrum
B
Kleinhandel
C
Grootwarenhuis
D
Opslag magazijn

Slide 23 - Quizvraag

Welke functie zorgt voornamelijk voor de reclamemateriaal en displays?

A
Key-accountmanager
B
Accountmanager
C
Binnendienst medewerker
D
Service merchandiser

Slide 24 - Quizvraag

Opdrachten uit boek
Opdracht 19 t/m 26
Leren de begrippen die je tegen bent gekomen.

Slide 25 - Tekstslide

Hoofdstuk 1.4 Tussenpersonen
Leervragen:
Aan het eind van de les ben je in staat om uit te leggen:
Welke tussenpersonen je tegen komt in de bedrijfskolom.
Je kunt er minimaal drie benoemen en vertellen wat hun werkzaamheden zijn.
Je kunt vertellen welke functies er binnen een magazijn zijn en kort uitleggen wat deze inhouden.



Slide 26 - Tekstslide