Kwaliteiten

ALA2B
Week 3: Kwaliteitenspel
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

ALA2B
Week 3: Kwaliteitenspel

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
• Weet welk werk bij hem/haar past op basis van zijn/haar kwaliteiten;
• Weet van er van hem/haar verwacht wordt binnen het werkveld;
Kennis/vaardigheden:
Weet welke werkplek hem/haar aanspreekt.


Slide 2 - Tekstslide

Opdrachten
Boek
Opdrachten B+C
Portfolio

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Leiderschapsstijl die gericht is op het bevorderen van vriendschappelijke relaties
A
Dwingende stijl
B
Democratische stijl
C
Coachende stijl
D
Relatiegerichte stijl

Slide 5 - Quizvraag

Staf of lijn functie?
1) Verpleegkundige 2) HR medewerker

Slide 6 - Open vraag

Lijnorganisatie:
elke medewerker krijgt leiding van één chef.
Lijn-staforganisatie:
Specialisten zijn toegevoegd om de leidinggevende te ondersteunen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een functie?
Een functie bepaalt:
  • Wat je moet doen (je taken)
  • waarvoor je verantwoordelijk bent (verantwoordelijkheden)
  • wat je zelf mag beslissen (bevoegdheden)
  • met wie je overleg voert (communicatie)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Kwaliteitenspel
Formuleer je eigen doel.

Slide 10 - Tekstslide

Deel 1! Individueel
1. Bekijk de kaartjes één voor één.
2. Maak drie stapels: Heb je de eigenschap op het kaartje wel | niet | een beetje.
3. Bedenk bij minstens vier kaartjes uit de stapel wel een voorbeeld waaruit blijkt dat jij die kwaliteit hebt:
- Wat was de situatie? (was je alleen, samen, was je op school, thuis, enzovoort)
- Wat deed je in die situatie?
- Wat zei je in die situatie?
- Merkte iemand anders ook in die situatie dat jij die kwaliteit had? Zo ja, hoe kon jij dat merken?

Slide 11 - Tekstslide

deel 2: tweetallen
1. De ander gaat na welke kwaliteiten bij jou passen. Jullie maken ieder drie stapels. Een stapeltje: dit kan zij, een stapeltje dit kan zij een beetje en een stapeltje dit kan zij niet. (6 categorieën) 
2. Vergelijk jullie stapels. Bespreek bij verschillen:
- Wat betekent het begrip op het kaartje?
- Welk voorbeeld denk je aan?
3. Spreek af wat jullie doen met de verschillen. Mogen de verschillen blijven bestaan? Ga je bewijzen verzamelen waarin je bijvoorbeeld laat zien dat jouw keuze voor een kaartje terecht is?

Slide 12 - Tekstslide

Portfolio opdracht 1
  • Eigen leerdoel

Slide 13 - Tekstslide