B&F, spelling, blok 7 week 1 les 2

Spelling blok 7 week 1 les 2
Je leert woorden schrijven met drie categorieën
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling blok 7 week 1 les 2
Je leert woorden schrijven met drie categorieën

Slide 1 - Tekstslide

woorden die beginnen met een v

Slide 2 - Woordweb

Welke twee categorieën?
botsing
A
langermaakwoord
B
hakwoord
C
zingwoord
D
klankgroepenwoord

Slide 3 - Quizvraag

Welke twee categorieën?
sneeuwspoor
A
eeuw-ieuw-woord
B
hakwoord
C
langermaakwoord
D
oor-woord

Slide 4 - Quizvraag

Luchtwoord van het versje
Sippe Simon heeft weer pech
Ach, het is zo'n lekker joch
Draait zich om en, och niet huilen.
Sippe Simon, lach nou toch.

Slide 5 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk luchtwoorden van het versje

Slide 6 - Open vraag

We oefenen eerst met het klankgroepenwoord
1. de boter

2. de schutting

3. zij misleiden 


Slide 7 - Tekstslide

Klankgroepenwoord met lange klank aan het eind
nu             auto
zo             oma

Behalve bij ee aan het eind: 
zee
nee

Slide 8 - Tekstslide

Woorden met 3 categorieën
Afspraken:
1. Je noemt de categorieën van links naar rechts
2. Als het een verkleinwoord is, zeg je eerst: verkleinwoord. Grondwoord is.....En dan ga je van links naar rechts de categorieën zeggen. 

(Grondwoord is: je, tje of pje eraf halen. Werkje--> werk) 

Slide 9 - Tekstslide

Woorden met 3 categorieën
1. nieuwsgierig              eeuw-ieuw-woord   klankgroepenwoord  achtervoegsel
                                                                                                                   

2. verrassingen              voorvoegsel       klankgroepenwoord      zingwoord
           

3. proefwerkje               verkleinwoord    hakwoord     speciaal hakwoord

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Oefendictee
Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf op:

Slide 14 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 15 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 16 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 17 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 18 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 19 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 20 - Open vraag

Wat is het werkwoord?

Slide 21 - Open vraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?

Slide 22 - Open vraag

Bedenk een klankgroepenwoord met een lange klank aan het eind, zoals oma

Slide 23 - Open vraag

Welke drie categorieën zitten erin?
bedankje
A
verkleinwoord
B
voorvoegsel
C
langermaakwoord
D
plankwoord

Slide 24 - Quizvraag

Goed gewerkt!

Slide 25 - Tekstslide