persoonlijk voornaamwoorden, wohnen, heißen, sein

ik
A
ich
B
du
C
er/sie/es
D
wir
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

ik
A
ich
B
du
C
er/sie/es
D
wir

Slide 1 - Quizvraag

wij
A
du
B
Sie
C
ihr
D
wir

Slide 2 - Quizvraag

jullie
A
ich
B
ihr
C
sie
D
wir

Slide 3 - Quizvraag

jij
A
er
B
sie
C
du
D
Sie

Slide 4 - Quizvraag

hij
A
sie
B
es
C
er
D
Sir

Slide 5 - Quizvraag

u
A
Sie
B
sie
C
wir
D
ich

Slide 6 - Quizvraag


A

Slide 7 - Quizvraag

ik woon
A
du wohnst
B
ich wohne
C
er/sie/es wohnt
D
ihr wohnt

Slide 8 - Quizvraag

jij woont
A
wir wohnen
B
Sie wohnt
C
ihr wohnt
D
du wohnst

Slide 9 - Quizvraag

u woont
A
wir wohnen
B
hij woont
C
Sie wohnt
D
jullie wonen

Slide 10 - Quizvraag

zij wonen
A
sie wohnen
B
Lea wohnt
C
es wohnt
D
Sie wohnt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het juiste ezelsbruggetje?
A
(fe)eestenten
B
(fe)esttenten
C
(fe)entstenten
D
(ve)esttenten

Slide 12 - Quizvraag


A

Slide 13 - Quizvraag