H3 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Wat gaan we doen?

Uitleg woordsoorten (taalkundig ontleden) - 
het persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoord  blz. 90     
Zelf oefening 1, 2 en 3 blz. 90 en 91 maken                                     



1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?

Uitleg woordsoorten (taalkundig ontleden) - 
het persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoord  blz. 90     
Zelf oefening 1, 2 en 3 blz. 90 en 91 maken                                     



Slide 1 - Tekstslide

Doel is het leren over en herkennen van het persoonlijke en bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide



Het pers. vnw. duidt een persoon of ding aan: 
Ik ben verliefd, ze zijn erg mooi, die vriendin van jou

Slide 3 - Tekstslide

Het persoonlijke voornaamwoord (pers. vnw.)
Het pers. vnw. als onderwerp (ow).
Vb. De onderzoeker (ow) denkt na. -> Hij (ow) denkt na.

Vb. De luidruchtige supporters (ow) 
zijn kwaad. -> Zij (ow) zijn kwaad.


Slide 4 - Tekstslide

'het' als persoonlijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
Dit geeft aan van wie iets is en staat altijd voor  het zelfstandig naamwoord. 

Vb. De wielrenner is zijn fiets kwijt. -> zijn verwijst naar de wielrenner.
De buren knapper hun huis op. -> hun verwijst naar de buren.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk versus persoonlijke vnw. 
Let op! Je, haar, ons, jullie en hun -> kunnen zowel persoonlijke als bezittelijke voornaamwoorden zijn. 

Kun je deze woorden vervangen door hij of hem -> persoonlijk vnw.
vb. Is die kat van jullie (pers. vnw.) ziek? -> Is die kat van hem ziek?

Kun je deze woorden vervangen door zijn -> bezittelijk vnw. 
vb. Dat is ons (bez. vnw.) huis -> Dat is zijn huis.

Slide 8 - Tekstslide

Lastig?


Kijk nog even naar deze uitleg:

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag...
Maak opdracht 1, 2 en 3 op blz. 90 en 91
Wat niet af is, is huiswerk!

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - blz. 90
1. me - pers.vnw
jullie - pers.vnw
je - bez.vnw
2. mijn - bez.vnw
zijn - bez.vnw
3. jou - pers.vnw
jullie - bez.vnw
jouw - bez.vnw

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - blz. 90
4. ’t - pers.vnw
ik - pers.vnw
’m - pers.vnw
z’n - bez.vnw
5. u - pers.vnw
ons - bez.vnw
ons - pers.vnw

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 - blz. 91

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 91
1. jullie - pers.vnw
jullie - bez.vnw

2. hij - pers.vnw
zijn - bez.vnw
hij - pers.vnw
het - pers.vnw
jou - pers.vnw

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 91
3. We - pers.vnw
je - pers.vnw
je - bez.vnw

4. wij - pers.vnw
hun - pers.vnw

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 91
5. Ik - pers.vnw
m’n - bez.vnw
ze - pers.vnw
d’r - bez.vnw
mij - pers.vnw

6. haar - pers.vnw
haar - bez.vnw


Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5 - blz. 91
1. het - blw
zijn - bez.vnw
2. Eris - zn-e
twist - azn
3. ze - pers.vnw
een - olw
gouden - st.bn
4. de - blw



Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5 - blz. 91
5. hun - bez.vnw
ruzie - azn
Troje - zn-e
6. hem - pers.vnw
oneindige - bn
wijsheid - azn
mooiste - bn
7. hij - pers.vnw




Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5 - blz. 91
8. aarde - czn
koning - czn
9. Haar - bez.vnw
haar - pers.vnw
hulp - azn
10. Het - pers.vnw
Trojaanse - bn





Slide 19 - Tekstslide

Je kunt nu persoonlijke en bezittelijk voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide