Examentraining 2024

Examentraining Nederlands 2024
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Nederlands 2024

Slide 1 - Tekstslide

Programma examentraining
9:05 - 9:40 Stappenplan examen Nederlands
+ NIEUWE ONDERDELEN EXAMEN
9:40- 1O:00 Proefexamen Nederlands (2023-2)
Maken Tekst  1
10.00 - 10.15  Bespreking proefexamen tekst 1
                   10.15-  10:40 Overige teksten maken + thuis nakijken en normering beoordelen

Slide 2 - Tekstslide

Vooraf: blader het examen door

- Hoeveel teksten?
- Hoeveel vragen?
- Maak een tijdsindeling
- Omcirkel de vragen waarvoor je veel punten krijgt 
 

Slide 3 - Tekstslide

Vooraf: wat neem je mee naar het examen Nederlands?

- woordenboek
- pen
- potlood en gum
- markeerstiften
 

Slide 4 - Tekstslide

Examen 2023-2

- 4 teksten
- 39 vragen
- tekst 2 en 3 gaan over hetzelfde onderwerp en hebben overkoepelende vragen
61 punten te halen
 

 

Slide 5 - Tekstslide

Tijdsindeling examen 2023-2

- Tekst 1: 15 vragen: ongeveer 65 minuten
- Tekst 2 en 3: 14 vragen: ongeveer  65 minuten
- Tekst 4: 10 vragen: ongeveer 40 minuten

- Antwoorden nalopen op spelling en formulering: 10 minuten

 

Slide 6 - Tekstslide

Wat doe je als je in tijdnood komt?

Als je in tijdnood dreigt te komen, maak dan de vragen met de meeste punten eerst 

Slide 7 - Tekstslide

Wat doe je met een moeilijke vraag?

Sla de vraag even over.
Zet er een kruis voor.
Probeer het later nog eens.

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan examen Nederlands

Slide 9 - Tekstslide

1. Globaal lezen
Bekijk de titel en bron
Lees de eerste en laatste alinea

Je hebt nu een beeld van het onderwerp, de hoofdgedachte, het schrijfdoel (informeren, beschouwen, overtuigen, diverteren) en de tekstsoort (uiteenzetting, beschouwing, betoog)

Slide 10 - Tekstslide

2. Intensief lezen

Lees de tekst van het begin tot het einde door:
  • markeer kernzinnen
  • omcirkel belangrijke signaalwoorden

Slide 11 - Tekstslide

3. Vragen lezen

De vragen zijn vaak expres ingewikkeld geformuleerd. 
  • Omcirkel wat je moet zoeken: hoeveel argumenten, wat voor citaat?
  • Markeer waar je moet zoeken in de tekst: je vindt het antwoord meestal vlak voor of na het citaat in de vraag.

Slide 12 - Tekstslide

4. Zoekend lezen
Ga terug naar de tekst en lees nu alleen het voor de vraag relevante gedeelte. 

Slide 13 - Tekstslide

5. Antwoord formuleren / kiezen
Open vragen: formuleer een hele, grammaticaal correcte zin. Blijf dicht bij de tekst en let op je spelling en het aantal woorden.

Meerkeuzevragen: bedenk eerst zelf wat het antwoord zou kunnen zijn en kijk dan welke optie daar het meest op lijkt.
Bij twijfel: kijk welk antwoord alle benodigde info bevat en niets zegt wat niet in de tekst staat. 

Slide 14 - Tekstslide

Handige tips en trucs
  • De antwoorden op een meerkeuzevraag staan op alfabetische volgorde. Maak je dus geen zorgen als je meerdere keren achter elkaar hetzelfde antwoord geeft.
  • Let bij een citeervraag goed op of je een zin, meerdere zinnen, een zinsgedeelte, een woordgroep of een woord moet citeren. Markeer in de vraag waar precies om gevraagd wordt. 
  • Als een vraag wordt ingeleid met een citaat, markeer dat citaat dan in de tekst. Bestudeer de zinnen in de buurt van het citaat met extra aandacht: vaak vind je het antwoord vlak voor of vlak na het citaat.

Slide 15 - Tekstslide

Handige tips en trucs
  • Bij vragen naar de hoofdgedachte of samenvattingvragen: ga niet in op details of voorbeelden.
  • Maak de vragen in de gegeven volgorde. Het antwoord van een vraag kan je helpen bij het maken van de volgende vraag. 
  • Zoek alleen woorden op in het woordenboek als je denkt dat ze belangrijk zijn voor het antwoord.
  • Begin bij een open vraag met het herhalen van de vraag. Als je de vraag herhaalt in je antwoord, dan stuur je jezelf al de goede kant op. 

Slide 16 - Tekstslide

Noteer je antwoorden zo
  • Laat een regel open tussen de verschillende antwoorden. 
  • Schrijf de antwoorden op meerkeuzevragen met een HOOFDLETTER. 
  • Begin een zin altijd met een hoofdletter en eindig met een punt.
  • Let op je handschrift. Hoofdletters op plekken waar ze niet horen te staan, worden bijvoorbeeld fout gerekend. (Ook al schrijf je deze letters altijd zo.)

Slide 17 - Tekstslide

Noteer je antwoorden zo
  • Wanneer er gevraagd wordt om je antwoord in ‘maximaal ... woorden’ te formuleren, vermeld dan het aantal woorden dat je hebt gebruikt tussen haakjes achter je antwoord.
  • Antwoordstarters (waarin je de vraag in het antwoord herhaalt) zet je tussen haakjes. Antwoordstarters tellen niet mee voor het maximaal aantal woorden.
  • Citeren doe je zo: ‘Eerste twee woorden … laatste twee woorden’ van de zin(nen) of het zinsgedeelte. Vermeld daarachter altijd de regelnummers tussen haakjes (r. 2-3).  

Slide 18 - Tekstslide

oefenen
maak nu de planning die klaarstaat in NN online
V5oefenenleva-1

Slide 19 - Tekstslide

Maak examen 2023 tekst 1
timer
20:00

Slide 20 - Tekstslide

Maak de rest van het examen 
Controleer je antwoorden aan de hand van het correctiemodel en bepaal je score
timer
30:00

Slide 21 - Tekstslide