Les 9 en 10

Kruisingen
Bij geslachtgelijke voortplanting:
genen van vader en moeder worden gekruisd
Er ontstaan nieuwe genotypen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kruisingen
Bij geslachtgelijke voortplanting:
genen van vader en moeder worden gekruisd
Er ontstaan nieuwe genotypen

Slide 1 - Tekstslide

Voorbeeld kruising

Slide 2 - Tekstslide

Uitwerking kruising
Noteer eerst de P -generatie: AA x aa
Welke geslachtscellen?               A        a
F1                                                                Aa

Kans op Zwartbont = 100 %
Kans op Roodbont = 0%

Slide 3 - Tekstslide

De jongen uit de F1 planten zich onderling voort...
F1:                                      Aa    x    Aa
Geslachtscellen       A of a       A of a
Kruisingsschema:           A               a
                                     A       AA            Aa
                                     a       Aa             aa



Slide 4 - Tekstslide

Compleet uitgewerkte kruising

P:                                  AA             x                    aa

Geslachtscellen:    A                                      a

F1:                                                  Aa

                                     Aa             x                 Aa

Geslachtscellen: A of a                         A of a

F2:


Slide 5 - Tekstslide

De kans op Roodbont = 25%
De kans op Zwartbont = 75%
Verhouding genotype = 
AA:Aa:aa = 1:2:1

Verhouding fenotype =
Zwartbont : roodbont = 3:1

Slide 6 - Tekstslide

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 7 - Quizvraag

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Wat is het genotype van de konijntjes uit de F1?
A
Aa
B
AA
C
aa

Slide 8 - Quizvraag

De konijnen in de F1 hebben allemaal genotype Aa.
De konijntjes planten zich onderling voor. Werk de kruising uit.

Slide 9 - Open vraag

Uit de kruising komt:
A a
A AA Aa
a Aa aa
Wat is de verhouding in de genotypen? En wat in de fenotypen?

Slide 10 - Open vraag

Stambomen

  • Lees de opgave goed: wat is dominant en wat is recessief?
  • noteer eerst de genotypen die je al weet
  • Vul nu de overige genotypen in

Slide 11 - Tekstslide

Stambomen 

Slide 12 - Tekstslide

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 13 - Quizvraag

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 14 - Quizvraag

Intermediaire kruising

Slide 15 - Tekstslide

Intermediaire kruising
Beide genen zijn even sterk. Geen dominant gen.
Onder de nakomelingen bevinden zich 'mengvormen' van de genotypen.

Slide 16 - Tekstslide

Uitwerking kruising
P:          AzAz  x AwAw

F1:                 AzAw
          AzAw   x    AzAw
F2:           Az                    Aw
     Az      AzAz               AzAw
     Aw     AzAw              AwAw

Slide 17 - Tekstslide