Proeve van bekwaamheid module 4

Voorbereiding Proeve Van Bekwaamheid 


Module 4 Reparatie en onderhoud
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding Proeve Van Bekwaamheid 


Module 4 Reparatie en onderhoud

Slide 1 - Tekstslide

Er zijn 4 dingen nodig om verbranding tot stand te laten komen:
  • Brandbare stof
  • Ontsteking
  • Zuurstof/Lucht
  • Temperatuur

Slide 2 - Tekstslide

HET VERSCHIL TUSSEN EEN BENZINEMOTOR EN EEN DIESELMOTOR
Een benzinemotor (en een motor op gas) is een explosiemotor:
Het mengsel van brandstof en lucht wordt door de zuiger in de cilinder gecomprimeerd en d.m.v. een vonk van een bougie tot explosie gebracht. 

Slide 3 - Tekstslide

HET VERSCHIL TUSSEN EEN BENZINEMOTOR EN EEN DIESELMOTOR
Een dieselmotor is een interne verbrandingsmotor:
LUCHT wordt door de zuiger in de cilinder gecomprimeerd tot een veel hogere druk dan een benzinemotor en hierdoor stijgt de temperatuur van de lucht. De diesel wordt middels een verstuiver toegevoegd en fijn verneveld, deze ontbrand door de hoge temperatuur spontaan. Dus ZONDER introductie van een vonk, zal de diesel ONTBRANDEN, dus geen explosie.

Slide 4 - Tekstslide

4 stappen van 4 Takt
  1. Inlaatslag Zuiger gaat omlaag en zuigt lucht in de cilinder waarna er na de compressieslag een beetje brandstof wordt ingespoten (bij een motor zonder turbo).
  2. Compressieslag Dit mengsel wordt samengedrukt door zuiger weer omhoog te bewegen.
  3. Arbeidsslag Mengsel ontbrandt (ontploft) waardoor de zuiger weer hard omlaag gedwongen wordt.
  4. Uitlaatslag  Zuiger gaat weer omhoog om de afvalgassen (uitlaatgassen) uit de cilinder te drukken.

Slide 5 - Tekstslide

Distributiesysteem
Het distributiesysteem zorgt ervoor dat alle onderdelen in de motor op het juiste moment doen wat ze moeten doen. Het distributiesysteem brengt zo de aandrijving van de motor over om andere onderdelen aan het werk te zetten zodat bijv. een auto gaat rijden. Dit distributiesysteem wordt aangedreven middels een distributieriem, distributieketting of tandwieloverbrenging.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Koelsysteem
Koelvloeistof: In het koelsysteem wordt meestal koelvloeistof of antivries, gebruikt. Deze vloeistof circuleert door het hele systeem.
Waterpomp: De waterpomp is als het hart van het koelsysteem. Het pompt de koelvloeistof door de motor en het koelsysteem.
Radiateur: De radiateur is als een warmtewisselaar. De hete koelvloeistof stroomt door dunne buizen in de radiateur. Hier geeft de koelvloeistof de warmte af aan de omringende lucht, waardoor het afkoelt.
Ventilator: Sommige motoren hebben een elektrische ventilator die draait als extra koeling nodig is.
Thermostaat: De thermostaat regelt de temperatuur van de koelvloeistof. Als de motor te warm wordt, opent de thermostaat en laat meer koelvloeistof door, waardoor de motor wordt afgekoeld. 
Uitbreidingstank: Het koelsysteem heeft meestal ook een uitbreidingstank. Dit is een reservoir waarin extra koelvloeistof wordt opgeslagen. Als de motor afkoelt, wordt de koelvloeistof vanuit de uitbreidingstank terug in het systeem gezogen.

Slide 8 - Tekstslide

Smeersysteem
Het smeersysteem van een motor zorgt ervoor dat bewegende delen van de motor soepel kunnen bewegen door ze van een beschermende laag olie te voorzien.

Oliepan (Carterpan): De oliepan is een reservoir onderaan de motor waar de motorolie wordt opgeslagen. Het is vergelijkbaar met een bak waarin de olie wordt verzameld.
Oliepomp: De oliepomp zuigt de olie uit de oliepan en pompt deze door het hele smeersysteem van de motor. Het is als het hart van het smeersysteem dat de olie in beweging brengt.
Oliefilter: De olie stroomt door het oliefilter voordat het de motor bereikt. Het oliefilter verwijdert onzuiverheden en vuildeeltjes uit de olie om te voorkomen dat ze schade aan de motor veroorzaken
Smering van bewegende delen: De olie bereikt verschillende delen van de motor, zoals de krukas, nokkenas en zuigers. De olie vormt een dunne film op deze bewegende delen, waardoor wrijving wordt verminderd en slijtage wordt voorkomen.
Terugkeer naar de oliepan: Na het smeren van de motor keert de olie terug naar de oliepan. Deze cyclus herhaalt zich continu tijdens het draaien van de motor.




Slide 9 - Tekstslide

Brandstofsysteem
Brandstoftank: De brandstof, zoals benzine of diesel, wordt opgeslagen in de brandstoftank van het voertuig. Onderaan de tank zit meestal een afsluiter.
Ontluchting brandstoftank: Om te voorkomen dat er onderdruk in de tank ontstaat wordt deze altijd 'belucht'.
Vochtafscheider: Als er water in de brandstof zit zal dit onderin het systeem gaan zitten (water is zwaarder dan brandstof). Water kan hier afgetapt worden
Handopvoerpomp: Bij diesel motoren zit altijd een handpompje die je gebruikt om het systeem te ontluchten.
Brandstoffilter: De brandstof passeert vaak een brandstoffilter, dat vuildeeltjes uit de brandstof verwijdert om te voorkomen dat ze de motor beschadigen.
Brandstofpomp: Wanneer je de sleutel omdraait om de motor te starten, wordt de brandstofpomp geactiveerd. Deze pomp zuigt brandstof uit de tank en stuwt het naar het brandstofinjectiesysteem of de carburateur.
Brandstofinjectiesysteem: Moderne voertuigen maken vaak gebruik van een brandstofinjectiesysteem, waarbij de brandstof direct in de cilinders wordt gespoten.

Slide 10 - Tekstslide

Opbouw van een generator
Aandrijving:

Een generator wordt aangedreven door een externe energiebron, meestal een verbrandingsmotor (bijvoorbeeld een dieselmotor) of een turbine (bijvoorbeeld in een waterkrachtcentrale).

Rotor (Draaiende Deel):
De aandrijving zorgt ervoor dat een rotor (draaiend deel van de generator) in beweging komt. De rotor zit aan de binnenkant van de motor en wordt vaak gemaakt van magnetisch materiaal.

Stator (Stilstaand Deel):
Rond de rotor bevindt zich de stator, het stilstaande deel van de generator. De stator bevat spoelen van elektrische draad. Als de rotor draait dan creëert het een magnetisch veld in de spoelen van de stator.


Slide 11 - Tekstslide

CONSTRUCTIE EN WERKING HIJSKRAAN EN HEFTRUCK
Hefwerktuigen en hijswerktuigen, twee soorten werktuigen waar je vaak mee te maken krijgt in de maritieme wereld. Wat zijn hijswerktuigen en hefwerktuigen?

Een vorkheftruck is een HEFwerktuig en een hijskraan een HIJSwerktuig.

Slide 12 - Tekstslide

Hijswerktuigen worden ingezet voor het verticaal hijsen van vrijhangende lasten. De last wordt meestal van bovenaf aangepikt.

 
Voorbeeld: met een takel omhoog brengen van een last.

Slide 13 - Tekstslide

Hefwerktuigen zijn werktuigen die worden ingezet voor het heffen van lasten. In tegenstelling tot hijswerktuigen, waarbij de last hangt, wordt bij hefwerktuigen de last geleid opgenomen. In het algemeen wordt de last van onderen opgenomen. De last wordt meestal getild of geklemd.

Voorbeeld: een last die op een heftruck wordt opgepakt en verplaatst.

Slide 14 - Tekstslide

Heftruck

Slide 15 - Tekstslide

Heftruck
Besturing: Altijd aan de achterzijde voor een kortere draaicirkel, wat essentieel is voor wendbaarheid.
Veiligheidskap: Biedt bescherming aan de bestuurder en fungeert als een beschermende omhulling.
Hefmast: Het verticale frame waaraan het hefplatform is bevestigd.
Hefketting: Een ketting die verbonden is met de hefcilinders om het hefplatform op te tillen.
Hefcilinder: Hydraulische cilinder die verantwoordelijk is voor het omhoog en omlaag bewegen van het hefplatform.
Neigcilinder: Hydraulische cilinder die het kantelen van de lading mogelijk maakt.
Vorken: Draagarmen (lepels) waarmee de lading wordt opgetild en verplaatst.
Vorkenbord (epiron): de vorken (of balenklem of doorn etc)zitten gemonteerd aan het vorkenbord.
Hydrauliek Pomp: Drijft het hydraulische systeem aan.
Ventielkast: Bevat ventielen voor het regelen van de hydraulische stromen.
Contragewicht: Het contragewicht zit achterop de heftruck en zorgt voor stabiliteit tijdens het tillen van zware lasten.

Slide 16 - Tekstslide

Hijskraan

Slide 17 - Tekstslide

Een hijskraan is opgebouwd uit verschillende essentiële onderdelen:

Kolom: Het verticale hoofdframe dat de basis vormt van de hijskraan.
Hefarm: De hefarm die de knikarm omhoog en omlaag kan brengen
Knikarm(telescooparm): De arm die de last horizontaal kan bewegen (uitschuiven - inschuiven)
Hijsmiddel: Een katrol of elektromotor met een haak die omhoog en omlaag kan

Slide 18 - Tekstslide

Periodiek onderhoud
Dit betekent dat je op regelmatige basis specifieke taken uitvoert om ervoor te zorgen dat apparatuur en systemen goed blijven werken. Voorbeelden zijn:
Smeren van bewegende delen
Controleren van elektrische bedrading
Kalibreren van meetinstrumenten
Dit type onderhoud kan je goed voorbereiden: je maakt een plan, bestelt materialen en zorgt dat de juiste mensen paraat staan.
Correctief onderhoud
Dit type onderhoud wordt uitgevoerd als reactie op een storing of defect. Het doel is om de normale werking van de apparatuur zo snel mogelijk te herstellen.
Het voorbereiden van correctief onderhoud is lastiger, je machine staat namelijk al stil en dat kost geld. Maar ook hier ga je volgens een plan aan het werk! 

Slide 19 - Tekstslide

Werkvolgorde conserveren
STAP 1: losse roest en vuil verwijderen
STAP 2: goed ontvetten
STAP 3: schuren
STAP 4: blanke delen voorbehandelen met primer
STAP 5: grondlaag aanbrengen
STAP 6: eindlaag aanbrengen (meerdere lagen)

Slide 20 - Tekstslide