H6 basis 4 deel 1 +stuk basis 3

Lesdoel; Aan het einde van de les kan je uitleggen op welke manier slaven werden verhandeld en weet je hoe de republiek bestuurd werd.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel; Aan het einde van de les kan je uitleggen op welke manier slaven werden verhandeld en weet je hoe de republiek bestuurd werd.

Slide 1 - Tekstslide

Fort El Mina
  • Portugezen kochten op de West-Afrikaanse kust slaven -> die moesten werken op de plantages in Brazilië (Portugese kolonie) -> eerst inheemse indianen geprobeerd, maar die waren niet sterk genoeg en stierven bij bosjes door de ziekten die de Europeanen overbrachten -> Afrikaanse slaven sterker.
  • Hoe komen ze aan slaven? -> Door onderlinge oorlogen Afrikaanse stammen worden krijgsgevangenen verkocht aan o.a. Portugese slavenhandelaren.

Slide 2 - Tekstslide

Vervolg
  • Afrikaanse stammen waren niet constant in oorlog, dus ook geen constante toevoer van slaven -> Portugal bouwde fort El Mina om slaven 'op te slaan'.

Slide 3 - Tekstslide

Kaapvaart en Manhattan
  • West-Indië = Amerika -> West-Indische Compagnie (WIC) -> monopolie op de handel in Amerika -> net als VOC ook recht op oorlog voeren (kaperbrieven) en forten bouwen. 
  • Met kaperbrieven overvielen zij Spaanse en Portugese schepen -> Piet Hein Zilvervloot
  • 1624 Fort Nieuw Amsterdam op Manhattan, ruilde het tegen Suriname -> kolonie van de Republiek

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Brazilië en slavenhandel
  • In 1630 veroverde de WIC Portugees Brazilië + (slaven)plantages -> er waren slaven nodig -> fort El Mina werd veroverd. 
  • Aruba, Bonaire en Curaçao werden doorvoerstations voor Suriname/Brazilië
  • Weinig Nederlanders wilden in de kolonies wonen -> na 20 jaar werd Brazilië opgegeven.
  • WIC bleef wel in de trans-Atlantische slavenhandel 

Slide 6 - Tekstslide

Driehoekshandel
  1. Vanuit de Republiek werden vuurwapens, katoenen stoffen, goud en zilver verscheept naar West-Afrika om slaven te kopen ->
  2. De slaven werden verscheept naar Noord- en Zuid-Amerika om aan plantagehouders te worden verkocht ->
  3. Op de terugweg naar de Republiek namen ze katoen, suiker, tabak en koffie mee -> ze voeren in een driehoek -> Europa - Afrika - Amerika - Europa

Slide 7 - Tekstslide

Slaven
  • Slaven waren duur = dus belangrijk om ze gezond te houden -> 20% overleefde overtocht niet = hetzelfde als de scheepsbemanning -> maakten elkaar ziek met ziektes.
  • Op slavenmarkten werden slaven gebrandmerkt = eigendomsbewijs
  • Constant nieuwe slaven nodig door wrede behandeling en inheemse en Europese ziektes.

Slide 8 - Tekstslide

Plantagekolonie Suriname
  • Grootste plantagekolonie van de Republiek
  • Suikerriet- en koffieplantages
  • Opbrengst ging naar Europa
  • Vaak vluchtten de slaven (marrons = letterlijk 'gevlucht vee') het oerwoud in -> overvielen plantages om slaven te bevrijden en om aan vrouwen te komen.
  • 1 juli 1863 werd slavernij verboden -> Keti Koti = verbroken ketting

Slide 9 - Tekstslide

Met welk doel werd de WIC opgericht?

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent de afkorting WIC?
A
West Indonesische Compagnie
B
Verenigde Indische Compagnie
C
Verenigde Oost Indische compagnie
D
West Indische Compagnie

Slide 11 - Quizvraag

0

Slide 12 - Video

De Republiek
- Republiek erg bijzonder voor die tijd.

- Geen koning of vorst.
- De rijke families hadden vooral de macht

- Elk gewest met eigen bestuur.

- Te vergelijken met de politiek in Amerika.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

8

Slide 15 - Video

00:12
Wat is er bijzonder aan de Republiek, vergeleken met andere Europese landen?
A
De Republiek wilde een sterke koning
B
De Republiek wilde een absoluut vorst
C
De Republiek had geen koning of vorst, maar gewesten
D
De Republiek was niet zo bijzonder voor zijn tijd.

Slide 16 - Quizvraag

00:18
Waar of bij wie kwam de macht te liggen?
A
De gewesten
B
Bij alle mannelijke burgers
C
Bij alle burgers
D
Bij de koning

Slide 17 - Quizvraag

00:37
Wie of wat waren de regenten?
A
Rijke families uit steden
B
De plaatselijke politiemannen en vrouwen
C
De boeren die op het land leefde
D
De koninklijke families

Slide 18 - Quizvraag

00:49
Hoe noemen we de groep mensen die landelijke beslissingen nam?
A
De Zittende Generaal
B
De Staande Generaal
C
De Stalen Generaal
D
De Staten Generaal

Slide 19 - Quizvraag

01:12
Leg uit waarom het gewest Holland het meest te zeggen had in de Staten-Generaal

Slide 20 - Open vraag

01:31
Waarom werd Amsterdam de belangrijkste handelsstad?
A
Omdat Antwerpen gebombardeerd was
B
Omdat Antwerpen geblokkeerd werd
C
Omdat de Belgen stom waren
D
Omdat Nederland goedkoper was om te heen varen

Slide 21 - Quizvraag

02:17
In de republiek mocht je geloven in welke godsdienst die je wilde.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

02:52
Noem 2 uitvindingen die gedaan werden in deze tijd.

Slide 23 - Open vraag