les 2

Inhaalprogramma Hfst 2 - les 2
1. Nakijken Over taal H2: 1 t/m 6 

2.Nakijken spelling H2: 1 t/m 3, 5 en 6

3. (nogmaals) uitleg bijstelling

4. Maken opdr. 1, 2, 4 6 en 7 (Gram. H2)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inhaalprogramma Hfst 2 - les 2
1. Nakijken Over taal H2: 1 t/m 6 

2.Nakijken spelling H2: 1 t/m 3, 5 en 6

3. (nogmaals) uitleg bijstelling

4. Maken opdr. 1, 2, 4 6 en 7 (Gram. H2)

Slide 1 - Tekstslide

Over taal H2 opdr 1:
1 bevestigen = zeggen dat iets klopt
2 eigenaardig = apart, vreemd
3 essentieel = heel belangrijk, onmisbaar
4 gehalte (het) = de hoeveelheid van iets
5 klaarblijkelijk = blijkbaar
6 nadelig = wat nare gevolgen heeft
7 ogenschijnlijk = zoals het lijkt, maar waarschijnlijk niet is
8 ontwijken = uit de weg gaan

Slide 2 - Tekstslide

Over taal H2 opdr 1:
9 overvloedig = in grote hoeveelheden
10 realistisch = haalbaar, mogelijk
11 tegenstrijdig = niet kloppend, het kan niet samengaan
12 toegankelijk = open, goed te bereiken
13 uitgestrekt = over een grote oppervlakte
14 verkondigen = in het openbaar vertellen
15 zodanig = op zo’n manier

Slide 3 - Tekstslide

Over taal H2 opdr 2:
1 beklijven = blijven hangen, bijblijven
2 concreet = duidelijk, niet abstract
3 delicaat = kwetsbaar
4 minuscuul = heel klein
5 onophoudelijk = zonder stoppen
6 perceel = stuk grond
7 rank = lang en smal
8 registreren = waarnemen
9 sculptuur = beeldhouwwerk
10 weren = tegenhouden

Slide 4 - Tekstslide

Over taal H2 opdr 3:
Bijvoorbeeld:
1 inkoken, overkoken, uitkoken
2 indekken, afdekken, bedekken, ontdekken, herontdekken
3 aanhouden, onthouden, inhouden, overhouden, bijhouden, behouden, onderhouden, voorhouden
4 wanhopen, ophopen
5 aanknopen, ontknopen
6 herdenken, bedenken, gedenken, indenken, overdenken, nadenken, uitdenken, verdenken
7 afwegen, opwegen, overwegen, heroverwegen
8 herkennen, ontkennen, bekennen, erkennen, miskennen, toekennen, onderkennen, verkennen

Slide 5 - Tekstslide

Over taal H2 opdr 4
1 pre- = voor, vooraf
2 post- = na, achteraf
3 pseudo- = nep, schijn
4 -loos = zonder
5 super- = groot, boven
6 sub- = onder
7 wan- = slecht, verkeerd
8 -fiel = liefhebber
9 intra- = binnen
10 inter- = tussen

Slide 6 - Tekstslide

Over taal H2 opdr 5

1 landelijke
2 collegiaal
3 experimenteel
4 aandachtig
5 dramatisch
6 decoratieve


7 (on)beschreven
8 eetbare
9 erfelijke
10 principieel
11 koloniaal
12 disciplinaire

Slide 7 - Tekstslide

Over taal H2 opdr 6


1 Turkmenistan, Pakistan, Tadzjikistan
2 Verweggistan, Afgelegistan, Absurdistan
3 plek, plaats of land
4 land (Engeland, Duitsland, Zwitserland, etc.)

Slide 8 - Tekstslide

Spelling H2: opdr. 1 (blz. 79)
  1. gebeurd (vdw), georganiseerd (vdw)
  2. aanvaardt (pv : ik-vorm + t), word (pv: ik-vorm), teleurgesteld (vdw)
  3. verbaast (pv: ik-vorm + t), voorspeld (vdw)
  4. gespaard (vdw), geannuleerd (vdw)
  5. onderhoudt (pv: ik-vorm + t), vermeld (vdw)
  6. geprijsd (vdw), bepaalt (pv: ik-vorm + t)
  7. verrekend (vdw), betaald (vdw)
  8. landt (pv: ik-vorm + t), gemarkeerd (vdw)

Slide 9 - Tekstslide

Spelling H2: opdr. 2 (blz. 80)
  1. ik blog - jij blogt - jij blogde - (wij hebben) geblogd
  2. ik tape - jij tapet - jij tapete - (wij hebben) getapet
  3. ik app - jij appt - jij appte - (wij hebben) geappt
  4. ik coach - jij coacht - jij coachte - (wij hebben) gecoacht
  5. ik flos - jij flost - jij floste - (wij hebben) geflost
  6. ik game - jij gamet - jij gamede - (wij hebben) gegamed
  7. ik upgrade - jij upgradet - jij upgradede - (wij hebben) geüpgraded

Slide 10 - Tekstslide

Spelling H2: opdr. 3 (blz. 80)
  1. gescrubd (vdw)
  2. skatet (pv: ik-vorm + t)
  3. geskimd (vdw)
  4. downloadde (pv: ik-vorm + de), downloadt pv: ik-vorm + t)
  5. gehugd (vdw)
  6. fakete (pv: ik-vorm + te)
  7. datete (pv: ik-vorm + te)
  8. geluncht (vdw)

Slide 11 - Tekstslide

Nakijken spelling H2 opdr 5:

1 a geteste
 b kunststof
 c bereiden
 d bekladde
 e bronzen
 f gebroken


 g verroeste
 h marsepeinen
 i ontvluchten
 j verklede
 k ijzeren
 l ontlede

Slide 12 - Tekstslide

nakijken spelling H2 opdr 6

2 de bronstijd
4 dierendag
6 paasei
7 familie Van der Steen
10 3 gewonden bij kettingbotsing A2


13 Suikerfeest
14 ‘ns Kijken hoe dat gaat.
15 een liberaal
16 oud en nieuw
17 oudheid

Slide 13 - Tekstslide




Uitleg bijstelling

Slide 14 - Tekstslide

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Werkwoordelijk gezegde(of naamwoordelijk gezegde)
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling
- Bijstelling
Zinsdelen
Zinsdeelstukken

Slide 15 - Tekstslide

Bekijk de volgende zinnen

1 Hebben jullie bij 'Het hutje' afgesproken?


2 Hebben jullie bij dat kleine eettentje op de markt afgesproken?


3 Hebben jullie bij 'Het hutje', dat kleine eettentje op de markt, afgesproken?

Wat valt je op aan de dikgedrukte zinsdelen?

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg bijstelling (aantekening)

- zinsdeelstuk (benoemen onder de streep)

- staat tussen twee komma's of na een komma achter een znw

- noemt dezelfde zaak of persoon nog een keer, maar dan met andere woorden


Meneer Biesheuvel, onze leraar aardrijkskunde, | heeft | drie kinderen.

Wisten | jullie | dat Calvijn, een school in H'veld, | een doemiddag | heeft georganiseerd?

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk

 


Maken opdr. 1, 2, 4, 6 en 7 (Gram. H2)


Slide 18 - Tekstslide