les 3 hf 6 Lezen - tekst en afbeelding

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

           Wat leer je vandaag?

- Je kunt uitleggen waarom een afbeelding bij een tekst staat.

- Je kunt informatie uit afbeeldingen halen (kaartje, schema, tabel)

Waarom?

Met een illustratie kan een schrijver verschillende doelen hebben:
- verfraaien van de tekst
- aandacht trekken
- verduidelijken van info uit de tekst
- aanvullen van de info uit de tekst

tekst en beeld

Maak je tafel schoon. 

Leg klaar:

- mobiel op de kop

- leerboek en schrift

- laptop

Programma 10 juni

1. Correct antwoord formuleren en letten op spelling.
2. Weektaak afmaken en oefenen voor toets.

3. Opdracht voor maandag 14 juni

4. Evalueren:
Waar wil je extra uitleg over?

         

Waarop let je bij correct antwoord
geven op een vraag?

De Brug Lezen (248) opdr. 1 vraag 1

Wat kan het verschil zijn tussen de onderwerpen van de teksten als je alleen naar de titels kijkt?

Beantwoord de vraag in je schrift.

Bespreek met je bubbel...

of het antwoord juist is, of formulering en spelling kloppen.

Welke tips geef je om het te verbeteren?
Overleg samen en 

schrijf één juist antwoord in je schrift.

De Brug Lezen (248) opdr 1 - vr 1.
Schrijf jullie gezamenlijke antwoord op.
Let op correcte formulering en spelling.

De Brug Lezen (248) opdr. 1 vraag 1

Wat kan het verschil zijn tussen de onderwerpen van de teksten als je alleen naar de titels kijkt?

In de titel van tekst 1 staat het woord verslaafd. Deze tekst zal dus waarschijnlijk een negatief onderwerp behandelen. In de titel van tekst 2 staat daarentegen het positieve woord vriendschap, dus zal deze tekst waarschijnlijk een voordeel beschrijven.

Hoe heten deze sporten?

Wat weet je er al van?

De Brug blz 255

Lees de tekst (255)
Maak opdracht 9 vraag 2.

Schrijf het antwoord in je schrift:

 correct geformuleerd en juiste spelling

Bespreek met je bubbel...

of het antwoord juist is, formulering

en spelling kloppen.

Welke tips geef je om het te verbeteren?

Schrijf het juiste antwoord in je schrift.

Julie antwoord op vraag 2:
De sporten suppen en pogoën worden beide met twee andere sporten vergeleken. Met welke andere sporten?

De sporten suppen en pogoën worden beide met twee andere sporten vergeleken. Met welke andere sporten?

Opdr.9 (255) vraag 2

Suppen wordt vergeleken met met het peddelen van de oude Hawaïanen en het pogoën wordt vergeleken met trampolinespringen op stelten.

Correct antwoord formuleren
en letten op spelling

0100

Afmaken hf 6: S - theorie - 1 en 4

Wat ga jij verder oefenen / leren?

Evalueren om 12.55 uur.

Waarover wil je extra uitleg?
Ook als je geen extra uitleg wilt, 
schrijf het in de persoonlijke chat.

Tekst en beeld hf 6
Opdracht voor 

maandag 14 juni

Neem 2 verschillende teksten mee die een afbeelding hebben.

 
Nummer de teksten. 

Zet je naam op elke tekst.

Evalueren om 12.55 uur.

Waarover wil je extra uitleg?
Ook als je geen extra uitleg wilt, 
schrijf het in de persoonlijke chat.

Planning volgende week

maandag 14 juni 

- opdracht tekst / afbeelding  

- oefenen: correct formuleren en spelling in je antwoord

- wat kun je nog leren van  SO periode 1

- voorbereiden proefwerk 

dinsdag 15 juni
- oefentoets Lezen maken

- zelf nakijken

- bespreken vragen

- voorbereiden proefwerk

donderdag 17 juni
- proefwerk Lezen

Voorbereiden proefwerk lezen

Oefenen met overige opdrachten van.hf 6

Oefenen met overige opdrachten van hf 1 t/m 5

Leren theorie. Ik maak een woordweb bij elk hoofdstuk.

Leren theorie.Ik maak vragen bij de theorie.

Een Kahoot maken over de theorie.

Anders...

Tekst en beeld hf 6
14 juni - opdracht 1

Heb je beide teksten genummerd? Staat je naam op beide teksten?

Beantwoord in je schrift deze vragen bij elke tekst.

1. Wat is het onderwerp van de tekst?

2. Welke afbeelding staat erbij?

3. Wat is het doel van de afbeelding? Hoe weet je dat?

Tekst en beeld hf 6
 14 juni - opdracht 2

Wissel je teksten in je groepje.
Beantwoord in je schrift deze vragen bij elke tekst. 

1. Wat is het onderwerp van de tekst?

2. Welke afbeelding staat erbij?

3. Wat is het doel van de afbeelding? Hoe weet je dat?

Bespreek het samen.