Houding beweging en conditie

Het skelet
Functies skelet:
stevigheid
vorm
beweging
bescherming
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het skelet
Functies skelet:
stevigheid
vorm
beweging
bescherming

Slide 1 - Tekstslide

Functie skelet
  • Vorm
  • Bewegen
  • Stevigheid
  • Bescherming
  • Vorming van rode bloedcellen


opdracht 2

Slide 2 - Tekstslide

Vorm
Het skelet zorgt ook voor de vorm van je lichaam


Slide 3 - Tekstslide

Functies van het skelet: Stevigheid
zonder stevigheid zal je in elkaar zakken

Slide 4 - Tekstslide

functies van het skelet
bescherming 
van organen 


Slide 5 - Tekstslide

Skelet spieren
 spieren in je lichaam die aan je skelet zitten
Hierdoor kan je bewegen.

Slide 6 - Tekstslide

Het maken van bloedcellen

Slide 7 - Tekstslide

Schedel
Schedel = beenderen in het hoofd
Opdracht 1:
1= schedel
2= bovenkaak
3= onderkaak
4= nekwervel 




Slide 8 - Tekstslide

schouderblad
(27)
sleutelbeen (5)

Slide 9 - Tekstslide

Borstwervel (9)
Ribben (7)
Borstbeen (6)

Slide 10 - Tekstslide

Wervelkolom
9
10
13
15

Slide 11 - Tekstslide

Romp =

bekken =
2 heupbeenderen (11)

Je benen zitten aan je bekken vast


heupbeen
heupbeen

Slide 12 - Tekstslide

BENEN
  • Bovenbeen: dijbeen (19) 

Onderbeen:
  • Scheenbeen (21)
  • Kuitbeen (22)
20

Slide 13 - Tekstslide

Opperarmbeen (8)

Slide 14 - Tekstslide

Ellepijp (14)
Spaakbeen (12)

Slide 15 - Tekstslide

Handen en voeten

hielbeen
18
17


16
25
24
23
26

Slide 16 - Tekstslide

Wervelkolom
opdracht 3
  • Je wervelkolom bestaat uit een 'dubbele S-vorm'
  • Voor het veren van de wervelkolom


A
B
C
D
E
F

Slide 17 - Tekstslide

Opbouw wervel
- Doornuitsteeksel (6) en dwarsuitsteeksel (5) spieren en banden 


- Wervellichaam -> voorzijde (1)
- Wervelgat -> opening (7)

Slide 18 - Tekstslide

Beenverbinding door vergroeiing (bijvoorbeeld heiligbeen)
Beenverbinding door een naad (voorbeeld schedel)
Beenverbinding door kraakbeen
(voorbeeld tussen borstbeen en ribben)
Beenverbinding door gewrichten
opdracht 4

Slide 19 - Tekstslide

Fontanellen 
De schedel van een baby is nog niet aan elkaar gegroeid, de ruimte tussen de schedelbeenderen noem je fontanellen.
opdracht 4 Fontanellen zijn een ruimte gevuld met bindweefsel. 

Slide 20 - Tekstslide

Types gewrichten


Zoals: draaigewricht, rolgewricht , scharniergewricht en rolgewricht.

Bevat gewrichtsmeer wat wordt gemaakt door het gewrichtskapsel

Slide 21 - Tekstslide

Scharniergewricht (opdracht4)


Scharniergewricht

  • Beweging in 1 richting
  • Elleboog
  • Knie
  • Vingers

Slide 22 - Tekstslide

Rolgewricht

Spaakbeen en ellepijp.

Slide 23 - Tekstslide

Kogelgewricht
Beweging mogelijk in alle richtingen: heup, schouder

Slide 24 - Tekstslide

Gewricht: opdracht 5
Gewricht
  1. Gewrichtskop(kogel) 5
  2. Gewrichtskom (4)
  3. Gewrichtskapsel
  4. Gewrichtsband (kapselband)( 1)
  5. Gewrichtssmeer
  6. Kraakbeen(3)
  7. Gewrichtsholte (Kapselholte) (2)

Slide 25 - Tekstslide

Skeletspieren 

Slide 26 - Tekstslide

Spierstelsel
  • Aan botten zitten spieren vast
  • Deze noem je skeletspieren
  • Alle skeletspieren in het lichaam vormen het spierstelsel


Slide 27 - Tekstslide

Twee soorten skeletspieren 
Kracht : 
- Spieren krijgen dikkere spiervezels

- Wit spierweefsel

 
--



   Uithouding:
    - Doorbloeding van spier verbeteren,
 minder snelle verzuring
    - Hartspier versterken
    - Rood spierweefsel

Slide 28 - Tekstslide

Skeletspieren
Zorgen ervoor dat gewrichten kunnen bewegen.
Hierbij is de werking tegenovergesteld. (antagonisten)

Armbuigspier: Biceps
Armstrekspier: Triceps

Slide 29 - Tekstslide

Skeletspier
Uiteinden van spier = pees= vergroeit met het bot.

Om een spier zit een een laagje bindweefsel (spierschede) deze bestaat weer uit spierbundels.

De spierbundels hebben spiervezels.


Slide 30 - Tekstslide

Een spier trekt samen als hij een impuls van een bewegingszenuw krijgt.
Als een spier samentrekt wordt hij korter en dikker en steviger.

tegenovergestelde spieren zijn de armbuigspier(biceps)  en de armstrekspier (triceps)

Slide 31 - Tekstslide


 Blessures



10.5 Botverbindingen en
10.6 blessures

Slide 32 - Tekstslide

Blessures voorkomen
Hoe kun je blessures voorkomen?

Slide 33 - Tekstslide

Blessures voorkomen
- Goede techniek.
- Warming up
- Coolingdown
- Rekken en strekken
- Goede kleding en schoeisel.

Slide 34 - Tekstslide

Breken/ fractuur
Gewricht is kapot.

Slide 35 - Tekstslide

Spierscheuring
Door een te sterke inspanning kan je spier scheuren.

een gescheurde spier geneest meestal door rust.

Slide 36 - Tekstslide

Ontwrichting = uit de kom
Ontwrichting

Slide 37 - Tekstslide

Kneuzing en verzwikking
Beschadiging zonder scheuren 
of breuken = kneuzing


Bloeduitstorting
Kneuzing in gewricht = verzwikking

Slide 38 - Tekstslide

Voetbalknie
Gescheurde meniscus door schop of overbelasting, gevolg vochtophoping (waterknie) en moeilijk kunnen bewegen (knie op slot

Slide 39 - Tekstslide

Tennisarm
  • Een tennisarm is een voorbeeld van een ontsteking van de aanhechtingsplaats van een spier.
  • Rust helpt bij de genezing.

Slide 40 - Tekstslide

Spierpijn/kramp
Spierpijn: Afvalstoffen in de spieren(melkzuur), spieren doen pijn of stijf gevoel.
Kramp: spier voelt hard en erg pijnlijk.

Slide 41 - Tekstslide

Een hernia
Door veel overbelasting kan een tussenwervelschijf kapot gaan.
de zachte kern komt naar buiten, drukt op een zenuw -> pijn

Slide 42 - Tekstslide

Maak de samenvatting

Slide 43 - Tekstslide