Grammatica H2.7

Welkom klas 2C - 
10 minuten stillezen
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2C - 
10 minuten stillezen

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les:
Je herhaalt de woordsoorten uit jaar 1:
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
voorzetsel
werkwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig werken
opdracht 1, blz. 147
werk in een tweetal

Schrijf de afkortingen onder het woord
tip: gebruik kleurpotloden/markeerstiften

Slide 3 - Tekstslide

Hoe doorkruis jij je woonplaats op een doordeweekse dag?

Slide 4 - Tekstslide

Zelf fiets ik nog steeds op mijn rammelende stationsfiets.

Slide 5 - Tekstslide

Veel mensen leggen inmiddels hun kilometers op 


elektrische wijze af.

Slide 6 - Tekstslide

Welkom klas 2C - 
10 minuten stillezen

Slide 7 - Tekstslide

Doel van deze les:
Je herhaalt de woordsoorten uit jaar 1:
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
voorzetsel
werkwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig werken
opdracht 5, 6, 7, 8
blz. 148 en 149
Over 10 minuten antwoorden op het bord
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

werkwoorden
zelfstandig werkwoord - hulp werkwoord
Wat is het verschil?

Slide 10 - Tekstslide

verschil ZWW - HWW
lees de leerteksten op blz. 150 en 151
maak opdracht 9 ,10, 11 en 12

Doel: je kunt het verschil tussen een ZWW en een HWW uiteggen en een voorbeeldzin bedenken.

Slide 11 - Tekstslide

Welkom klas 2C - 
10 minuten stillezen

Slide 12 - Tekstslide

luister naar het verhaal...

Slide 13 - Tekstslide

Doel van deze les
Herhalen woordsoorten
Herhalen HWW - ZWW

Nieuw: wat is een telwoord?

Slide 14 - Tekstslide

opdracht 1, blz. 147
Ook komen op straat leerlingen op Gotubes of


hoverboards langsgezoefd.

Slide 15 - Tekstslide

Binnen korte tijd zal iedereen iets van

aandrijving gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Welk milieuvriendelijk vervoermiddel 

van de foto's wil jij graag hebben? 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een HWW en een ZWW?

Slide 18 - Tekstslide

HWW en ZWW?
Ik zou wel gitaar willen kunnen spelen.

Slide 19 - Tekstslide

Welke hulpwerkwoorden ken je?

Slide 20 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden
moeten
kunnen
hebben
komen

willen
mogen

Slide 21 - Tekstslide

Jan plakt zijn band.
Jan heeft zijn band geplakt.
De band wordt door Jan geplakt.
Jan kan de band plakken.
Jan gaat zijn band plakken.
Jan wil zijn band plakken.
Jan mag zijn band plakken.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht: maak ook een rijtje zinnen.
Steeds hetzelfde ZWW
en een ander HWW

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Lees de leertekst op blz. 152.
Maak opdracht 14 en 15

Doel: je kunt het uitleggen wat een telwoord is en welke 2 soorten er zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Bingoverhaal
De dieren in het bos.

Welke telwoorden hoor je?

Slide 25 - Tekstslide

Toets woordsoorten
Tafels uit elkaar
op tafel: etui en leesboek

klaar? stillezen

Slide 26 - Tekstslide

nakijken opdrachten
blz. 152 opdracht 14 en 15

Wat is een telwoord en
welke soorten zijn er?

Slide 27 - Tekstslide

luister naar het verhaal...

Slide 28 - Tekstslide

toets nakijken en bespreken
normering: totaal 58 punten

58 - 53 punten = goed
52 - 46 = voldoende
< 45 = onvoldoende

Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk ma 16-11
minder dan 52 punten?

Werk een kwartier aan versterk jezelf H2.7
woordsoorten benoemen en soorten werkwoorden

Maak test jezelf H 2.7

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?

'mooiste' is....
A
ww
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 32 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:

Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
'prijs' is ..
A
ww
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 33 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:

Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
'de' is ..
A
ww
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 34 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 35 - Quizvraag

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 36 - Quizvraag

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 37 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 38 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 39 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
zelfstandig werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 40 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
zelfstandig werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 41 - Quizvraag

De hond ligt ONDER mijn bureau.
A
lidwoord
B
voorzetsel
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 42 - Quizvraag

Wat is een voorzetsel?
A
de
B
naast
C
fietsen
D
fles

Slide 43 - Quizvraag

Ik zit in de bus.
"de bus" is een:
A
lidwoord + zelfstandig naamwoord
B
lidwoord + werkwoord
C
Voorzetsel + zelfstandig naamwoord
D
Voorzetsel + werkwoord

Slide 44 - Quizvraag

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 45 - Quizvraag

Dat vind ik niet leuk!

Ik =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
geen van allen

Slide 46 - Quizvraag

Dat grote huis daar is van ons.
'ons' is een:
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 47 - Quizvraag

welk woord is een lidwoord
A
in
B
voor
C
een
D
twee

Slide 48 - Quizvraag

Welk woord is het lidwoord?
A
Ik
B
speel
C
de
D
dwarsfluit

Slide 49 - Quizvraag

De woordsoorten ken ik...
A
nog lang niet
B
een beetje
C
wel aardig
D
goed!

Slide 50 - Quizvraag

Zelfstandig werken
opdracht 5, 6, 7
blz. 148 en 149

Slide 51 - Tekstslide