Persoonijk voornaamwoorden

Persoonijke voornaamwoorden (pronomen)
Een persoonlijk voornaamwoord (Latijn: pronomen personale) is een woord dat in de plaats komt van een zelfstandig naamwoord (noun) of een eigennaam waarmee een persoon of zaak wordt aangeduid (identified)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Persoonijke voornaamwoorden (pronomen)
Een persoonlijk voornaamwoord (Latijn: pronomen personale) is een woord dat in de plaats komt van een zelfstandig naamwoord (noun) of een eigennaam waarmee een persoon of zaak wordt aangeduid (identified)

Slide 1 - Tekstslide

ik  je/jij u hij ze/zij 
Meestal is jij/je precies hetzelfde (same meaning & interchangeable)
 Jij = meer nadruk leggen  (more emphasized) 
Dat geldt ook voor ze/zij (same meaning & interchangeable)
Zij = meer nadruk leggen (more emphasized) 
In een gesprek is het vriendelijker om je te gebruiken.






Persoonlijk voornaamwoord  (onderwerp/subject) in enkelvoud (singular)

Slide 2 - Tekstslide

In het algemeen/ in general gebruiken we vaker je i.p.v.  jij.
Je mag hier niet roken.

Slide 3 - Tekstslide

me/mij  je/jou u  hem  haar
Hij geeft haar een cadeau.

Hij = het onderwerp (subject)
haar = het lijdend voorwerp (object)




Persoonlijk voornaamwoord (lijdend voorwerp/object) in enkelvoud (singular)

Slide 4 - Tekstslide

met voor aan in
Ik ga met jou op vakantie.
Deze brief is voor u.
Zij geeft het boek aan hem.
Ik geloof in jou.


Persoonlijk voornaamwoord na voorzetsel (prepositie)

Slide 5 - Tekstslide

Het konijn is gewond.
.... moet naar de dierenarts.
A
Hij
B
Zij
C
Het
D
Hij, Zij, Het

Slide 6 - Quizvraag

we/wij    jullie    ze/zij
jullie - meervoud van je-jou-u
Ik geef dit aan u, jou of jullie. (in 2e persoon)
ze/zij - meervoud van hij,zij,
Zij/Ze geven mij de sleutel - (in 3e persoon)


Persoonlijk voornaamwoord (onderwerp/subject) in meervoud (plural)

Slide 7 - Tekstslide

ons  jullie ze

Eet je bij ons?

je = het onderwerp (subject)
ons = het lijdend voorwerp (object
Persoonlijk voornaamwoord (lijdend voorwerp/object) in meervoud (plural)

Slide 8 - Tekstslide

met voor aan in
Wij gaan met jullie op reis.
Zij maken ontbijt  voor ons.
Zij geven de taart aan hem
Wij geloven in haar.





Persoonlijk voornaamwoord na voorzetsel (prepositie)

Slide 9 - Tekstslide

Mijn oma roept....
A
ik
B
mij
C
jij
D
ze

Slide 10 - Quizvraag

De politie ziet....
A
zij
B
hij
C
ons
D
wij

Slide 11 - Quizvraag

Terugblikken
Wat heb je geleerd?
Wat vind je moeilijk?
Wat ging er goed?

Slide 12 - Tekstslide