3.2 - A - Leven in het Romeinse Rijk 2023

H3 De Romeinen

3.1 De verovering van een groot rijk
3.2 Leven in het Romeinse Rijk
3.3 De Grieks-Romeinse cultuur
3.4 Christendom in het Romeinse Rijk
3.5 Chronologie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3 De Romeinen

3.1 De verovering van een groot rijk
3.2 Leven in het Romeinse Rijk
3.3 De Grieks-Romeinse cultuur
3.4 Christendom in het Romeinse Rijk
3.5 Chronologie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Welkom 
  • Leerdoelen en herhalen P3.1 
  • Het platteland 
  • Het leven in de stad 
  • Zelfstandig werken 
  • Bespreking 
  • Quiz 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen welke grote economische verandering in de tijd van de Romeinse Republiek plaatsvond op het Romeinse platteland.
  • Je kunt uitleggen welke gevolgen de veranderingen op het Romeinse platteland hadden voor de steden.
  • Je kunt een beschrijving geven van de positie van slaven en vrouwen in de Romeinse samenleving.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe wordt de bestuursvorm genoemd van de Romeinen na de koning(en)?
A
Democratie
B
Aristocratie
C
Republiek
D
Keizerrijk

Slide 6 - Quizvraag

Wat voor soort mensen zaten er in de senaat?
A
alle Romeinse burgers
B
Consuls
C
Rijke Romeinse mannen
D
Rijke en belangrijke Romeinse mannen

Slide 7 - Quizvraag

Elk jaar koos het Romeinse volk consuls. Hoeveel consuls werden er gekozen?
A
4
B
3
C
2
D
Groep van 50 mannen

Slide 8 - Quizvraag


Wie waren er machtiger:
De 2 consuls of de senatoren?
A
De consuls
B
De senatoren

Slide 9 - Quizvraag

Hoe kon het Romeinse Rijk zo groot worden?
A
Door de handel
B
Door een sterk leger
C
Door de macht van de rijke families
D
Omdat een keizer aan de macht stond

Slide 10 - Quizvraag

Wie was de baas in het Romeinse Rijk tijdens de Republiek?
A
De Senaat. Het Romeinse rijk was een republiek
B
Het hele volk
C
De keizer. Het Romeinse rijk was een keizerrijk
D
Het leger

Slide 11 - Quizvraag

Waneer werd Carthago veroverd?
A
146 n. Chr.
B
46 n. Chr
C
146 v. Chr
D
246 v.Chr

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer werd Augustus de winnaar van de burgeroorlog?
A
127. n. Chr.
B
27 n. Chr.
C
27 v. Chr.
D
127 n. Chr.

Slide 13 - Quizvraag

Wat was geen reden voor het succes van het Romeinse leger?
A
Het leger was goed bewapend en goed getraind
B
Eer om te mogen vechten voor Rome
C
Het leger was goed georganiseerd
D
Sterkste mensen

Slide 14 - Quizvraag

In veel boeken over de Romeinen wordt
regelmatig gesproken over: Imperium Romanum.

Wat zou dit betekenen?
A
Romeinse Tijd
B
Romeinse Keizer
C
Romeinse Rijk
D
Romeinse Republiek

Slide 15 - Quizvraag

Laatste vraag ....wat is waar? Romeinse soldaten:
A
Zaten vrijwillig in het leger
B
Vonden het een eer om voor Rome te vechten
C
Waren goed getraind, maar kregen geen geld
D
Werden vanuit veroverde gebieden betaald

Slide 16 - Quizvraag

Hoe komen we te weten hoe Romeinen leefden in steden en op het platteland?
  • Waterputten vallen droog
  • Gebruikt als afvalkuil/dumpplaats
  • Archeologen doen opgravingen na ontdekkingen
  • Wat vinden ze?
  • Gedraaid aardewerk, dierlijke botten, een fibula en zelfs een leren schoenzool.  
  • Op de bodem van een put lagen zelfs dertig dunne houten planken.
  • Zo kun je veel te weten komen als je dus kijkt naar AFVAL

Slide 17 - Tekstslide

De Romeinse samenleving
  • Het Romeinse Rijk is een agrarisch-stedelijke samenleving:
  • Meeste mensen leven op het platteland. 
  • Toch heeft de stad Rome rond het jaar 100 n. Chr. ongeveer 1 miljoen mensen.
  • Verschillen tussen de Romeinen zijn groot: 
  • Slechts een klein aantal leeft in grote luxe, terwijl de meesten het zwaar hebben.
  • Verschil tussen platteland en stad...

Slide 18 - Tekstslide

Op het platteland (1)
  • Vrije boeren vochten in oorlogen en moesten zelf hun wapenuitrusting betalen.
  • Grond verkopen, lenen van vrienden of kinderen verkopen als slaaf. 
  • Boerderijen stonden dus lange tijd leeg. 

  • Boeren verkochten hun boerderijen aan grootgrondbezitters
  • Boeren trokken naar de stad met name vanaf 200 v. Chr.

Slide 19 - Tekstslide

Grootgrondbezitters
  • Rijke mensen zijn vaak grootgrondbezitters=nobiles
  • Meestal wonen ze in villa’s, omdat het in Rome vooral ’s zomers veel te warm, te vol en te vies is. 
  • Alleen voor politiek of voor zaken gaan ze naar de stad. 
  • Op hun landgoed verbouwen slaven graan, druiven en olijven.

Slide 20 - Tekstslide

Proletariërs
  • Proletariërs zijn arme Romeinen die vrijwel niets hebben. 
  • Soms zijn zij boeren geweest die niet konden concurreren tegen de grote boerderijen. 
  • Het woord komt van proles (kinderen): 'het enige dat zij hebben zijn hun kinderen.' 
  • Toch zijn ze erg belangrijk voor rijke Romeinen: ze mogen namelijk stemmen en kunnen rijke Romeinen machtig maken.

De huizen van proletariërs hadden geen eigen toiletten. Je moest dan naar dit soort openbare toiletten in Rome: gezellig met z'n allen roddelen terwijl je je behoeften doet. Echt schoon was het allemaal niet: uit recent onderzoek werd duidelijk dat het enorme bron van parasieten en infecties.
Privé-toiletten kwamen pas later, en alleen voor mensen die dat konden betalen. 

Slide 21 - Tekstslide

Op het platteland (2)
  • Grootgrondbezitters waren erg rijk geworden door leiding te geven binnen het leger. 

  • Soldij: kochten zij kleinere boerderijen op--> steeds meer gebied in handen. 

  • Op de boerderijen (villa's) deden slaven of boeren het werk. 
  • De grootgrondbezitter ging (weer) op oorlogspad. 

Slide 22 - Tekstslide

Dit is een villa rustica, een soort boerderij. Naast dit type villa, bestond er ook de villa urbana. 
Het meeste werk rondom de villa werd gedaan door slaven.
Veel villa's hadden uitgebreide badruimten met vloerverwarming
Er waren appartementen voor de villicus (de toezichthouder) en de actor (de boekhouder) en ook slaapvertrekken voor de slaven.
Een villa rustica bestond vaak uit verschillende gebouwen, zoals het woonhuis, de stallen en de voorraadschuren.

Slide 23 - Tekstslide

Noem een overeenkomst tussen jouw huis en een huis van een rijke Romeinse familie.

Slide 24 - Open vraag

Noem een verschil tussen jouw huis en een huis van een rijke Romeinse familie.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Video

Het leven in de stad (1)
  • De groei van de steden nam toe door de verarmde boeren.

  • Zij waren de allerarmsten in de steden, deze laag noem je de proletariërs

  • Zij concurreerden met slaven.

  • In de stad: handel, kunstenaars, badhuizen, markten, overheidsgebouwen, theaters en arena's.   

Slide 27 - Tekstslide

Slaven stoken vuren voor de vloerverwarming en warme ruimten.
Een gezonde geest in een gezond lichaam: de Romeinen vonden sport en hygiëne erg belangrijk.
Er waren gescheiden ruimten voor mannen en vrouwen.
Ook hier weer latrines, de gezamenlijke toiletten.
Baden en ruimten waren er in allerlei temperaturen: van het koude frigidarium tot het snikhete laconium: een soort sauna
Hier bevond zich een gewoon zwembad, zoals je dat tegenwoordig ook kent.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide








Dit is een insula, een flatgebouw in Rome. De woningen werden gehuurd door de armere Romeinen. De meeste insulae waren 4 of 5 verdiepingen hoog. De bouwkwaliteit was niet best: bijna dagelijks waren er branden en instortingen.
De kamers bovenin een insula waren de slechtste kamers: hier woonden de proletariërs.
Hoewel er in sommige gebouwen stromend water was, moesten de bewoners van een insula het water vaak uit een fontein op straat halen.
Hoewel de meeste kamers in een insula klein en donker waren, was er wel verschil: de grotere kamers waren voor mensen met iets meer geld.
De meeste insulae hadden geen toiletten of keukens. Moest je naar de wc, dan ging je naar een openbaar toilet. En wilde je wat eten, dan ging je naar een thermopolium, een soort snackbar.

Slide 30 - Tekstslide

Het leven in de stad (2)
  • De allerrijkste laag in de steden: elite.

  • Zij zaten in de senaat, voerden het leger aan en bezaten grond. 

  • Zij deelden (soms) gratis voedsel uit en organiseerden gladiatorengevechten en  paardenrennen. 

  • Daarnaast waren er ook nog handelaren, winkeliers en ambachtslieden. 

Slide 31 - Tekstslide

Slaven
Winkeliers
Proletariërs
Elite
Bestuurfuncties
Verkochten producten
Hadden alleen hun vrijheid
Krijgsgevangen

Slide 32 - Sleepvraag

Even samen lezen...
Ga naar 3.2

Slide 33 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Ga aan de slag met het huiswerk: P3.2 opdracht: 3, 4, 5, 6


  • Klaar? Start dan met de test jezelf van 3.1/3.2

Slide 34 - Tekstslide