Personalpronomen

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Personalpronomen
(Persoonlijke voornaamwoorden)

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen
  • Na de les zijn jullie kunnen jullie in minimaal 3 van de 4 zinnen de juiste ''Personalpronomen'' verwerken. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Naamvallen 
  • 1e naamval = onderwerp
  • Nominativ
  • wie/wat + gezegde = onderwerp

Slide 5 - Tekstslide

Naamvallen
  • 4e naamval = lijdend voorwerp 
  • Akkusativ
  • wie/wat + gezegde + onderwerp

Slide 6 - Tekstslide

Naamvallen
  • 3e naamval  = meewerkend voorwerp
  • Dativ
  • aan/voor + wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Terugverwijzing
  • der - woorden= er, ihm of ihn 
  • die - woorden= sie, ihr of sie 
  • das - woorden= es, ihm of es   
  • die(mv) - woorden= sie, ihnen of sie 

Slide 8 - Tekstslide

Schema 
,,Ich schreibe ......(hem) einen Brief.''

wie/wat + gezegde = onderwerp

wie/wat + gezegde + onderwerp= lijdend voorwerp

aan/voor + wie/wat + gezegde + onderwerp+ lijdend voorwerp= meewerkend voorwerp 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Ich fahre gerne auf meinem Fahrrad, ....(het) ist ein blaues Fahrrad.
A
es
B
sie
C
er
D
ihm

Slide 11 - Quizvraag

....(hij) spielt gerne Fußball
A
Er
B
Ihm
C
Ihn
D
Sie

Slide 12 - Quizvraag

Sie ruft ....(hem) auf ihrem Handy an.
A
ihm
B
ihn
C
er
D
sie

Slide 13 - Quizvraag