Periode 2 3HV les 2

Klimaat

Les 2 - wind, luchtdruk, neerslag en de zee.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klimaat

Les 2 - wind, luchtdruk, neerslag en de zee.

Slide 1 - Tekstslide

Quiz: wat weet je nog van de vorige les? 

Slide 2 - Tekstslide

Wat voor klimaat heeft Nederland?
A
Woestijnklimaat
B
Landklimaat
C
Toendraklimaat
D
Gematigd zeeklimaat

Slide 3 - Quizvraag

Hoe ontstaan seizoenen?
A
Door het draaien van de aarde om zijn as
B
Door de maan
C
Door het draaien van de aarde om de zon
D
Door zeestromen

Slide 4 - Quizvraag

Dit klimaat vind je tussen 23,5 en 66,5 noorderbreedte en zuiderbreedte
A
Tropische klimaat
B
Droog Klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd Klimaat

Slide 5 - Quizvraag

Weer of klimaat?

Morgen wordt het mooi weer. 25 graden en af en toe een klein buitje.
A
Weer
B
Klimaat

Slide 6 - Quizvraag

2 eilanden A en B liggen naast elkaar. Op B regent het.. wat is dan juist?
A
A en B hebben een ander klimaat
B
B heeft een nat klimaat A niet
C
Het weer is toch hetzelfde bij A en B
D
Het weer bij B is anders dan A

Slide 7 - Quizvraag

Welk klimaat van Köppen?
A
A, tropisch klimaat
B
B, droog klimaat
C
C, zeeklimaat
D
D, landklimaat

Slide 8 - Quizvraag

Noorderbreedte is boven de evenaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Het klimaat dat je op 90 graden noorderbreedte vindt heet het;
A
Woestijnklimaat
B
Gematigd zeeklimaat
C
Poolklimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 10 - Quizvraag


Welke letter wordt NIET gebruikt in het Köppen systeem?
A
A
B
K
C
B
D
E

Slide 11 - Quizvraag

Welk klimaat van Köppen?
A
A, tropisch klimaat
B
E, polair klimaat
C
C, zeeklimaat
D
D, landklimaat

Slide 12 - Quizvraag

De atmosfeer
Een oceaan van lucht die drukt op het aardoppervlak.
  • → zwaartekracht trekt luchtmolecules naar de aarde.
Blz. 10 in het stencil

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen les 2
  1. Je kunt beschrijven wat het verband is tussen wind en luchtdruk.
  2. Je kunt uitleggen wat de wet van Buys Ballot inhoudt.
  3. Je kun uitleggen hoe neerslag ontstaat.
  4. Je kunt uitleggen wat de invloed van wateroppervlakten en landoppervlakten is op het klimaat.


Slide 14 - Tekstslide

Luchtdruk
Lucht weegt niet veel, 1 liter lucht weegt 1,3 gram. 
De hele dikte van de atmosfeer is toch wel veel gewicht.
Een luchtkolom in de atmosfeer  veroorzaakt daardoor een druk op het aardoppervlak. 
 Dit noem je luchtdruk

Slide 15 - Tekstslide

Algemene regels luchtdruk
  • Warme lucht stijgt altijd op.
  • Omdat de warme lucht stijgt, ontstaat er een 'tekort' aan lucht.
  • Dit noemen we een 'lagedrukgebied'.
  • Rond de evenaar is er dus een lagedrukgebied. 
  • Weer = neerslag en koud

Slide 16 - Tekstslide

Algemene regels luchtdruk
  • De warme lucht die stijgt, koelt hoog in de atmosfeer af. 
  • De gestegen lucht moet rond de 30º NB en 30º ZB, weer dalen.
  • Waar de lucht daalt ontstaat er een 'teveel' aan lucht.
  • Dit noemen we een 'hogedrukgebied'.
  • Weer = helder en onbewolkt.

Slide 17 - Tekstslide

Hogedrukgebieden en lage drukgebieden

Slide 18 - Tekstslide

Algemene regels
  • Lucht stroomt altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. 
  • Lucht wil namelijk altijd van een gebied met veel lucht naar een gebied met weinig lucht. 
  • Bewegende lucht is wind.
  • Op het noordelijk halfrond heeft de lucht door de draaiing van de aarde een afwijking naar rechts. 
  • Op het zuidelijk halfrond naar links.

Slide 19 - Tekstslide

Wet van Buys Ballot
Buys Ballot ontdekte:
Dat wint altijd waait van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied
+
dat wind altijd een afwijking heeft door de draaiing van de aarde.

Slide 20 - Tekstslide

Wet van Buys Ballot 
Wind waait altijd van een hoge drukgebied naar een lage drukgebied. Hierbij heeft de wind een afwijking doordat de aarde draait
Op het zuidelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar links
Op het noordelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar rechts

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Neem de afbeelding over en teken drukgebieden en luchtstromen in
timer
3:00

Slide 24 - Tekstslide

Wet van Buys Ballot (corioliseffect)

Vul aan:
Wind waait altijd van een ... drukgebied naar een ... drukgebied. Hierbij heeft de wind een afwijking doordat de aarde ...
Op het zuidelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar ...
Op het noordelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar ...

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Neerslag
  • De lucht om ons heen bevat water. Als water in de lucht niet zichbaar is, noemen we dat waterdamp.
  • Het water dat wel zichtbaar wordt, zweeft in wolken boven ons. 
  • Water dat door kou aan elkaar vast blijft zitten, komt naar beneden in de vorm van neerslag.

Neerslag in vaste vorm is sneeuw of hagel. Neerslag in druppels is regen.

Slide 27 - Tekstslide

Opwarming land versus zee
  • Land warmt sneller op en koelt sneller af dan water. 
  • De zee koelt dus langzaam af en warmt langzaam op.
  • Hierdoor heeft de zee een matigende invloed op het klimaat van de landen rond de zeeën en oceanen. 

Omdat de wind over zee blaast, verplaatst het water zich en onstaan er zeestromen. 

Slide 28 - Tekstslide

Zeeklimaat Nederland
De Noordzee is relatief warm door de warme Golfstroom.
Hierdoor heeft de Noordzee een matigende werking op ons klimaat
In de winter is de zee nog redelijk warm, in de zomer juist koud.
Reslutaat: milde winters en koelere zomers. 

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees vanaf 'wind en luchtdruk' op blz 12 tot en met 'opwarming land versus zee' op blz 14.

Maken opdrachten 2, 4, 8, 9 en 10 op blz. 15.

Slide 30 - Tekstslide