Stijlfiguren

Doe mee! 
  1. Ga naar www.lessonup.com
  2. Vul de leerling pincode in: links onder in beeld (6 cijfers)
  3. Verzin een naam met een alliteratie: je eigen voornaam met een bijvoeglijk naamwoord ervoor dat begint met dezelfde letter als je voornaam. Voorbeelden: Vrolijke Vera, Fantastische Frans of Waanzinnige Wouter. 
  4. LET OP: vulgaire namen worden geweigerd!
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Doe mee! 
  1. Ga naar www.lessonup.com
  2. Vul de leerling pincode in: links onder in beeld (6 cijfers)
  3. Verzin een naam met een alliteratie: je eigen voornaam met een bijvoeglijk naamwoord ervoor dat begint met dezelfde letter als je voornaam. Voorbeelden: Vrolijke Vera, Fantastische Frans of Waanzinnige Wouter. 
  4. LET OP: vulgaire namen worden geweigerd!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Stijlmiddelen
Het doelbewuste gebruik van een of meer woorden die afwijken van de gebruikelijke betekenis. Dit wordt met name in de literatuur en de retorica veel gebruikt om een bepaald effect bij de lezer te bereiken.

Slide 3 - Tekstslide

Doel
Verschillende stijlmiddelen herkennen en begrijpen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Cabaret
  • Vermaak
  • Grapjes met taal: sarcasme, ironie, understatement etc. 

Slide 7 - Tekstslide

Spot
Met wie of wat wordt hier de spot gedreven door Najib Amhali in het fragment. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Met wie of wat drijft
Najib de spot? Hoe?

Slide 10 - Woordweb

Welk probleem heeft de buurman? Wat gaat er mis?

Slide 11 - Open vraag

Vind je het grappig of te ver gaan? Leg uit waarom jij dat vindt!

Slide 12 - Open vraag

Wordt er overdreven of afgezwakt?
Het kost wel een paar centen, maar dan heb je ook wat.
A
overdreven
B
afgezwakt

Slide 13 - Quizvraag

Wordt er overdreven of afgezwakt?
Na het onverwachte telefoontje vannacht, heb ik geen oog meer dichtgedaan!
A
overdreven
B
afgezwakt

Slide 14 - Quizvraag

Wordt er overdreven of afgezwakt?
Het rapport van Thijs was niet best.
A
overdreven
B
afgezwakt

Slide 15 - Quizvraag

Wordt er overdreven of afgezwakt?
Hendrica was doodmoe, nadat zij voor haar moeder boodschappen had gedaan.
A
overdreven
B
afgezwakt

Slide 16 - Quizvraag

Wordt er overdreven of afgezwakt?
Het is hier werkelijk ijskoud, kan de verwarming niet aan?
A
overdreven
B
afgezwakt

Slide 17 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk

Jacco gooit er met de pet naar.

Letterlijk: Jacco gooit met de pet naar iets.
Figuurlijk: Jacco doet niet goed zijn best.

Slide 18 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk

Geef bij de volgende zinnen telkens aan of de zin serieus bedoeld is of als grapje.

Slide 19 - Tekstslide

'Moet je je haar niet eens knippen?', vroeg Gijs aan Jet, die net van de kapper kwam.
A
Serieus
B
Niet serieus

Slide 20 - Quizvraag

'Misschien willen jullie een momentje stilte?', zei de leraar tegen de drukke klas.
A
Serieus
B
Niet serieus

Slide 21 - Quizvraag

Mijn broer heeft de kapotte kraan gerepareerd. Hij is echt heel handig.
A
Serieus
B
Niet serieus

Slide 22 - Quizvraag

Anton heeft een aardig centje gewonnen bij de Staatsloterij.
A
Serieus
B
Niet serieus

Slide 23 - Quizvraag

'Wat heb ik het toch slecht', zei Martha, toen ze heerlijk lag te zonnen in haar tuinstoel.
A
Serieus
B
Niet serieus

Slide 24 - Quizvraag

Floris heeft zijn werkstuk al snel ingeleverd; hij weet van wanten.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 25 - Quizvraag

Het wordt morgen koud dus ik neem mijn wanten van de McDonalds mee als ik naar school fiets.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 26 - Quizvraag

Het regende vanmorgen heel hard. Nu is het weer droog.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 27 - Quizvraag

Het regende klachten op het reisbureau, omdat de reis naar Bali was geannuleerd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 28 - Quizvraag

Haar ontslag was de druppel die de emmer deed overlopen.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 29 - Quizvraag

Haar ontslag was de druppel die de emmer deed overlopen.
A
De emmer water stroomde over
B
de aanleiding tot een langverwachte uitbarsting
C
ze moest erg huilen toen ze werd ontslagen
D
de vloer werd nat toen ze ontslagen werd

Slide 30 - Quizvraag

Soumia heeft een emmer onder een druppelende kraan gezet.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 31 - Quizvraag

De cake heeft te lang in de oven gestaan. Nu is hij verbrand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 32 - Quizvraag

Als John niet meteen zijn zin krijgt, reageert hij aangebrand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 33 - Quizvraag

Als John niet meteen zijn zin krijgt, reageert hij aangebrand.
A
reageert hij nogal verontwaardigd
B
reageert hij nogal vriendelijk
C
reageert hij nogal zachtaardig
D
reageert hij helemaal niet

Slide 34 - Quizvraag

Uitdrukkingen en spreekwoorden
Uitdrukkingen en spreekwoorden zijn ook vormen van figuurlijk taalgebruik.

Welk spreekwoord of welke uitdrukking past het best bij de geschetste situatie?

Slide 35 - Tekstslide

Sanne en Julie zijn hele goede vriendinnen. Ze doen bijna alles samen. Ze gaan samen shoppen en maken samen huiswerk en zijn het altijd met elkaar eens.
A
Twee handen op een buik zijn
B
Goed door een deur kunnen

Slide 36 - Quizvraag

Soms begint de dag al verkeerd. De wekker loopt niet af, er is geen brood voor het ontbijt en je fiets heeft een lekke band. Je kruipt het liefst meteen terug in bed.
A
Met het verkeerde been uit bed stappen
B
Van een mug een olifant maken

Slide 37 - Quizvraag

Demian wil een hoog cijfer halen voor zijn boekbespreking. Hij heeft een moeilijk boek gelezen en veel informatie op internet gezocht. Hij kent het verhaal uit zijn hoofd.
A
Iets op je duimpje kennen
B
Je beste beentje voorzetten

Slide 38 - Quizvraag

Onze lerares geeft uitleg over hoe we een artikel moeten schrijven. Ik heb goed naar haar uitleg geluisterd, zodat ik voor de toets een voldoende kan halen.
A
Iets in je oren knopen.
B
Iets uit je duim zuigen.

Slide 39 - Quizvraag

Je moet Ine geen geheimen vertellen, want zij vertelt alles door!
A
Niet op je mondje gevallen zijn.
B
Je mond voorbij praten.

Slide 40 - Quizvraag

Toen Erwin thuis kwam, vertelde hij meteen wat er was gebeurd op het werk.
A
Zijn schaapjes op het droge hebben
B
Met de deur in huis vallen.

Slide 41 - Quizvraag