paragraaf 7 Niets voor jou

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

ONTWIKKELINGSHULP

Slide 2 - Woordweb

Veel Nederlanders geven ontwikkelingshulp. Hoe?

  • Ze geven geld
  • Ze kopen goederen en diensten uit ontwikkelingslanden
  • Ze kopen producten met keurmerk van Max Havelaar
  • Ze kopen geen producten die gemaakt zijn door kleine kinderen
  • Ze beleggen geld in fondsen die geld uitlenen aan kleine ondernemers in ontwikkelingslanden
  • Ze werken in ontwikkelingslanden
  • Ze stemmen op politieke partijen met goede ideeën over ontwikkelingssamenwerking.

Slide 3 - Tekstslide

MICROKREDIET

Slide 4 - Woordweb

Microkrediet
Een lening voor kleine ondernemers in ontwikkelingslanden

Slide 5 - Tekstslide

Microkrediet
- Niet lenen bij banken
- Gegeven door hulporganisaties
- Gunstige voorwaarden (lage rente, lange periode -> soms kwijtgescholden)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Max Havelaar
- Kleine boeren in ontwikkelingslanden 
- Hogere prijs voor producten 
- Tegen armoede in ontwikkelingslanden 

producten:


Slide 8 - Tekstslide

Is de bouw van een ziekenhuis noodhulp of structurele hulp?
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 9 - Quizvraag

Hulp die een blijvende oplossing biedt voor een ontwikkelingsland heet
A
gebonden hulp
B
structurele hulp
C
noodhulp

Slide 10 - Quizvraag

Medicijnen aan ontwikkelingslanden geven is een voorbeeld van ...
A
gebonden hulp.
B
noodhulp.
C
structurele hulp.
D
bilaterale hulp.

Slide 11 - Quizvraag

Dit is een
voorbeeld van
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer een land hulp biedt aan een ontwikkelingsland en voorwaarden stelt aan die hulp, noem je ook wel?
A
gebonden hulp
B
bilaterale hulp
C
noodhulp
D
structurele hulp

Slide 13 - Quizvraag

Max Havelaar strijd tegen armoede in ontwikkelingslanden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Welke verschijnselen passen bij een laagconjunctuur?
A
relatief veel gezinnen leven in armoede, lage werkloosheid
B
relatief veel gezinnen leven in armoede, hoge werkloosheid

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van ontwikkelingslanden?

A
voldoende geld
B
veel analfabetisme
C
weinig onderwijs
D
veel armoede

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van ontwikkelingslanden?

A
voldoende geld
B
veel analfabetisme
C
weinig onderwijs
D
veel armoede

Slide 17 - Quizvraag

Wat is géén oorzaak van armoede?
A
Politieke stabiliteit
B
Slechte infrastructuur
C
Protectiemaatregelen
D
Grote schulden

Slide 18 - Quizvraag

Het nationaal inkomen is:
A
alle inkomens van de inwoners bij elkaar opgeteld.
B
Export-import.

Slide 19 - Quizvraag

Een land heeft een nationaal inkomen van 10 miljard. Er zijn 9 miljoen inwoners. Wat is inkomen per hoofd?
A
1111,11
B
1000
C
9000
D
1345,12

Slide 20 - Quizvraag

Het nationaal inkomen in Angola 12 miljard In Angola wonen 30 miljoen inwoners. Wat is het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
38,-
B
40 ,-
C
400,-
D
380,-

Slide 21 - Quizvraag

Bereken de importquote
Importwaarde €146,4 miljard
Exportwaarde € 290,5 miljard
Nationaal inkomen 990,4 miljard
A
14,8%
B
50.4%
C
676.5%
D
29,3%

Slide 22 - Quizvraag

De uitvoer van Nederland is 345 miljard. Het nationaal inkomen is
847 miljard. Wat is de export quote?
timer
0:30
A
40,7%
B
48,3%
C
2,5%
D
55,2 %

Slide 23 - Quizvraag

Als je niet bent geregistreerd als werkeloos. Hoe noem je dit?
A
verborgen werkeloosheid
B
ongeregistreerde werkeloosheid
C
verstopte werkeloosheid
D
schaduw werkeloosheid

Slide 24 - Quizvraag

Op het platteland is het moeilijk om een baan te vinden. Wat voor soort werkeloosheid is dat?
A
Regionale werkeloosheid
B
Verborgen werkeloosheid
C
Conjuncturele werkeloosheid
D
Structurele werkeloosheid

Slide 25 - Quizvraag

Als mensen zich niet inschrijven als werklozen bij het UWV wordt dit niet geregistreerd. Deze vorm van werkeloosheid noemen we ......
A
Regionale werkeloosheid
B
Verborgen werkeloosheid
C
Conjuncturele werkeloosheid
D
Structurele werkeloosheid

Slide 26 - Quizvraag

Als mensen zich niet inschrijven als werklozen bij het UWV wordt dit niet geregistreerd. Deze vorm van werkeloosheid noemen we ......
A
Regionale werkeloosheid
B
Verborgen werkeloosheid
C
Conjuncturele werkeloosheid
D
Structurele werkeloosheid

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer banen voor altijd verdwijnen door blijvende veranderingen, dat noemen we:
A
structurele werkeloosheid
B
tegengestelde werkeloosheid
C
seizoens werkeloosheid
D
conjuncturele werkeloosheid

Slide 28 - Quizvraag

Er zijn een aantal banken failliet gegaan. Hierdoor zijn veel mensen hun baan kwijt geraakt. Dit is een vorm van:
A
Seizoenswerkeloosheid
B
Structurele werkeloosheid
C
Frictiewerkeloosheid
D
Conjuncturele werkeloosheid

Slide 29 - Quizvraag

Arbeid en productie worden ingedeeld in vier productiesectoren
Primaire sector
Landbouw, visserij, winning van delfstoffen


Secundaire sector
Industrie, bouw, ambachten (zoals bakkers)

Tertaire sector
Commerciële dienstverlening (winkels, banken, transportbedrijven, etc)

Quartaire sector

Niet-commerciële dienstverlening (gezondheidszorg, onderwijs, overheidsdiensten, etc)

Slide 30 - Tekstslide


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 31 - Quizvraag


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 32 - Quizvraag


A
Secundaire sector
B
Quartaire sector
C
Tertiaire sector
D
Primaire sector

Slide 33 - Quizvraag

Verkoper
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Kwartaire sector

Slide 34 - Quizvraag

In de afbeelding zie je Jaap op zijn werk. Jaap werkt in de ...... sector.
A
primaire
B
secundaire
C
tertaire
D
quartaire

Slide 35 - Quizvraag

Tertiaire sector
Quartaire sector
Primaire sector
Secundaire sector

Slide 36 - Sleepvraag

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector

Slide 37 - Sleepvraag

primaire sector
secundaire sector
tertiaire sector
buschauffeur
boer
metselaar
bloemenkweker
timmerman

verpleegster

Slide 38 - Sleepvraag

HUISWERK
6 TOT MET 9

Slide 39 - Tekstslide

kahoot
niet alleen op de wereld 

Slide 40 - Tekstslide