past simple - bevestigende zinnen

Past Simple
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Past Simple

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je past simple
I played tennis last week. --> je vertelt iets over wat er al is gebeurd in het verleden.

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de past simple, oftewel in de verleden tijd staat, bijvoorbeeld:
yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.

- I played football three days ago.
- A long time ago, I visited my grandmother.
- I wanted to meet him yesterday.

Signaalwoorden kunnen zoals je ziet vooraan of achteraan de zin staan.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vervoeg je het werkwoord?

De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam.

to talk: I talked to Jim this morning.
to watch: We watched the match yesterday.
to play: She played with her brother.
to walk: Last week, they walked towards the forest.
to laugh: I laughed so loud that everybody could hear it.

Het maakt niet uit of je het over I, you, we of they hebt: je schrijft altijd -ed achter de stam.

Slide 3 - Tekstslide

Uitzonderingen
Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:
to bake: We baked a delicious cake yesterday.

Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:
to marry: She married him when she was 18 years old.

Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ed:
to swap: They swapped their Ipods to listen to each others music.

Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
to travel: We travelled to Africa last summer.

Slide 4 - Tekstslide

Regelmatige of onregelmatige werkwoorden
Bij regelmatige werkwoorden plaats je -(e)d achter het werkwoord:
work - worked
use - used
play-played

Bij onregelmatige werkwoorden hebben de woorden een eigen verledentijdsvorm:
See - saw
fly - flew
read - read

Slide 5 - Tekstslide

Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?

She _________ hard 2 days ago.
A
worked
B
works
C
work
D
workked

Slide 6 - Quizvraag

Ferdinand [ ... ] at my best friend. (shout)

Slide 7 - Open vraag

My brother and I [ ... ] in the park yesterday. (walk)

Slide 8 - Open vraag

Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?

The kids _________ the dog.
A
adore
B
adoreed
C
adored
D
adorred

Slide 9 - Quizvraag

He [ ... ] his car yesterday. (wash)

Slide 10 - Open vraag

Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?

The man _______ a bottle of water.
A
buy
B
bought
C
buyed
D
buied

Slide 11 - Quizvraag

We [ ... ] too much soap, now there's nothing left. (use)

Slide 12 - Open vraag

Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?

He ________ the books yesterday.
A
carrie
B
carryd
C
carryed
D
carried

Slide 13 - Quizvraag

They [ ... ] until early in the morning. (party)

Slide 14 - Open vraag

I [ ... ] this event weeks ago. (plan)

Slide 15 - Open vraag

Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?

The car suddenly ________?
A
stopt
B
stopped
C
stoped
D
stoppet

Slide 16 - Quizvraag

Welke vorm van de verleden tijd is juist en past in de zin?

I ______ a marathon last week.
A
run
B
runned
C
ran
D
running

Slide 17 - Quizvraag