English 2K

English
2K-c
2K-b 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English
2K-c
2K-b 

Slide 1 - Tekstslide

vertaal de zin:

"Can I use your cellphone?"
A
Mag ik een pen lenen?
B
Kan ik je mobiel gebruiken
C
Mag ik je mobiel gebruiken?
D
Mag ik eten?

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal de zin:
I go to school by bike.
A
ik ga met de bus naar school.
B
ik ga lopend naar school.
C
ik ga met de auto naar school
D
ik ga met de fiets naar school.

Slide 3 - Quizvraag

It’s easy to take the underground.
A
Het is makkelijk om de metro te nemen.
B
Het is makkelijk om lopend te gaan.
C
Het is makkelijk om het mee te nemen.
D
Het is makkelijk om de bus te nemen.

Slide 4 - Quizvraag

I don’t like flying.
A
ik hou niet van vliegen en muggen.
B
ik haat vliegen.
C
ik houd niet van vliegen.
D
ik houd niet van lopen.

Slide 5 - Quizvraag

Have a good trip!
A
mooie reis!
B
slechte reis!
C
Goede reis!
D
dure reis!

Slide 6 - Quizvraag

wat betekent competition in het Nederlands?
A
struikelen
B
aanval
C
wedstrijd
D
schieten

Slide 7 - Quizvraag

wat betekent almost in het Nederlands?
A
bijna
B
vroeg
C
ook
D
daarlijk

Slide 8 - Quizvraag

wat betekent declare in het Nederlands?
A
bijna
B
veel
C
verklaren
D
genoeg

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent Publicity in het Nederlands?
A
Publiek
B
Bekendheid
C
Grote stad
D
Kaskraker

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent comics in het Nederlands?
A
komieken
B
stripboeken
C
weekbladen
D
tijdschriften

Slide 11 - Quizvraag

Choose the correct alternative.

My favourite ... is Donald Duck.
A
comic
B
diary

Slide 12 - Quizvraag

Kate likes reading comics
Jimmy is not a big fan of History
it's quarter past four
it's twenty-five to three
I have History on Monday at quarter past eleven
Ik heb maandag om kwart over 11 geschiedenis
Jimmy is geen fan van geschiedenis
het is kwart over vier
het is vijf over half drie
Kate vindt stripboeken lezen leuk

Slide 13 - Sleepvraag

Welk soort eten
zie je op het plaatje?
A
Big Mac
B
Fish and chips
C
French fries
D
Hot dog

Slide 14 - Quizvraag

blauw is in het Engels...
A
Purple
B
Black
C
Blue
D
Green

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de naam van deze toeristische attractie?
A
London Eye
B
Eiffel Tower
C
Big Ben
D
the Louvre

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal:
oom
A
ome
B
aunt
C
uncle
D
unkol

Slide 17 - Quizvraag

Wat is ''moeilijk'' in het Engels?
A
Difficult
B
Simple
C
Improve
D
Move

Slide 18 - Quizvraag

Wat is ''optillen'' in het Engels?
A
Till up
B
Tilling up
C
Lifting up
D
Lift

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent ''Turn Around''?
A
Omdraaien
B
Wegdraaien
C
Terug draaien
D
Tegen draaien

Slide 20 - Quizvraag

Waar is de man?
A
Wear is the man?
B
Where is the man?
C
Were is the man?
D
Where the man is?

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent Be disturbed in het Nederlands?
A
bar
B
makkelijk zijn
C
gestoord zijn
D
ziek zijn

Slide 22 - Quizvraag

Vertalen naar het Engels:
wat heeft je voorkeur?


A
What do you prefer?
B
What do you want?
C
What are the rules?
D
What would you like?

Slide 23 - Quizvraag

Vertalen naar het Engels;

Wat is er aan de hand?
A
What's going?
B
What do you want?
C
how's it going?
D
what's up?

Slide 24 - Quizvraag

Vertalen naar het Nederlands:
Tomorrow we will go to New York
A
Morgen gaan wij naar New York toe
B
We gaan morgen naar New York
C
Gister gingen wij naar New York
D
Gaan wij morgen naar New York?

Slide 25 - Quizvraag

Maak de zin af met de juiste vorm van het werkwoord:
My pretty sister .... (to dance)

A
danced
B
dance
C
dancing

Slide 26 - Quizvraag

Maak de zin af met de juiste vorm van het werkwoord:
The toy store .... (to close)
A
The toy store is cloosing
B
The toy store is open
C
The toy store closed
D
The toy store is close

Slide 27 - Quizvraag

Tijd
Plaats
Ding (onbeperkt)
Persoon
Ding (beperkte keuze)
Manier
Where
How
When
What
Who
Which

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Tekstslide