Les 6: de neus en de tong

Les 6: de neus en de tong
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 6: de neus en de tong

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt benoemen hoe je verschillende geuren ruikt.
  • Je kunt benoemen hoe je verschillende smaken proeft.

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
-Herhalingsopgaven
-Uitleg ruiken en proeven
-Opgave 
-Filmpje

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een adequate prikkel?

Slide 4 - Open vraag

Wat is een impuls?
A
Een signaaltje dat van buitenaf het lichaam komt.
B
Wanneer je een lamp aandoet is dit het klikgeluid dat je hoort.
C
Een elektrisch signaal vervoert door het lichaam.
D
Een snelle reactie op iets wat er in de omgeving gebeurt.

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'drempelwaarde'?
A
De maximale sterkte van een prikkel die een zintuig nog kan doorgeven.
B
De minimale sterkte van een prikkel die een zintuig nog kan doorgeven.

Slide 6 - Quizvraag

Wie heeft de hoogste drempelwaarde voor licht?
A
Mens
B
Mol

Slide 7 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij welk onderwerp?
Scherp zien
juiste hoeveelheid licht
iris
pupil
lensbandjes
lens
accomoderen

Slide 8 - Sleepvraag

Waarom is het belangrijk dat de pupilreflex snel gaat?

Slide 9 - Open vraag

Ruiken en proeven
Twee zintuigen die veel met elkaar gemeen hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Ruiken
Boven in de neusholte bevindt zich het reukzintuig. De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies. Ze worden geprikkeld als er geurende gassen bij komen en sturen dan impulsen naar de hersenen.
De meeste geuren bestaan uit verschillende geurstoffen. In de neusholte liggen veel verschillende typen reukzintuigcellen. Elk type is gevoelig voor een bepaalde geurstof. Hierdoor ontstaat een patroon van impulsen in de reukzenuw. Je hersenen vertalen deze impulsen en je ruikt de geur.

Ruiken is heel belangrijk. Je kunt bijvoorbeeld ruiken of eten bedorven is. Je neus waarschuwt je ook voor gevaarlijke stoffen, zoals aardgas.

Slide 11 - Tekstslide

Proeven
In het oppervlak van de tong bevindt zich het smaakzintuig. Over je tong lopen veel fijne groefjes. Aan de zijkanten van die groefjes liggen smaakknopjes (zie afbeelding). In de smaakknopjes liggen smaakzintuigcellen.
De smaakzintuigcellen in de tong kunnen vijf verschillende smaken onderscheiden: zoet, zout, zuur, bitter en umami (‘hartig’). Voor elk van deze vijf smaken zijn er aparte smaakknopjes. Alle andere smaken proef je met behulp van het reukzintuig.

Slide 12 - Tekstslide

Proeven
Als je eet, proef je veel meer dan vijf smaken. Dat komt omdat je ook ruikt. stel, je neemt een hapje hagelslag en een hapje suiker. Met je smaakzintuigen neem je hetzelfde waar: zoet. Je proeft het verschil doordat de geur van hagelslag anders is dan van suiker. Bij proeven voegen je hersenen de informatie van de smaakzintuigen en het reukzintuigen samen. Je proeft dan wat je eet. 

Slide 13 - Tekstslide

Lekker of vies?
Of je iets lekker vindt, hangt af van de smaak en de geur, maar je gebruikt ook andere zintuigen.
  • Je lichtzintuigen in de ogen: met je ogen kijk je of het eten er lekker uitziet. Als je het gerecht van de afbeelding krijgt, heb je waarschijnlijk niet zo'n trek.
  • Je koude- en warmtezintuigen: In je tong, lippen en je mond zitten zintuigjes waarmee je voelt of je eten warm of koud is. Wat is lekkerder om te eten, een warme of koude hamburger.
  • Je tastzintuigen: Deze zintuigen zitten ook in je tong, lippen en mond. Je krijgt hiermee een idee over de structuur van je eten, is het brood oud of juist vers? Is een snoepje hard of zacht?
Bij proeven spelen je eetgewoontes ook een rol. Jij griezelt waarschijnlijk als je een broodje met sprinkhanen moet eten, maar in Azië en Zuid-Amerika is dat heel gewoon. Verder is ervaring belangrijk. Pas als je de sprinkhanen hebt geproefd, weet je of je ze lust of niet.
Je voorkeur voor voedsel kan ook veranderen. Veel mensen vindenbabyvoedsel vies, 
maar als baby vonden ze het heerlijk. Kinderen lusten vaak geen koffie. De meeste 
volwassenen zijn aan de bittere smaak gewend en vinden koffie juist lekker.

Slide 14 - Tekstslide

Stel je voor dat je geribbelde paprika chips eet.
Noteer bij de zintuigen wat je daarmee van de chips waarneemt:
- lichtzintuigen:
- tastzintuigen:
- gehoorzintuigen:
- smaakzintuigen:
- reukzintuigen:

Slide 15 - Open vraag

Waar in de neus ligt het reukzintuig precies?

Slide 16 - Open vraag

Als je verkouden bent en je neus is verstopt proef je minder van je eten. Waardoor komt dat?

Slide 17 - Open vraag

Je kunt inademen via je neus (neusademhaling) of via je mond (mondademhaling).

Leg uit dat je met neusademhaling beter kunt reageren op situaties in je omgeving die ongezond voor je kunnen zijn.

Slide 18 - Open vraag


Je loopt de keuken in. daar staat een lekkere appeltaart, net uit de oven.
In welke volgorde vinden deze gebeurtenissen plaats?
1
2
3
4
5
6
Er gaan impulsen van de hersenen naar je armspier.
Er komen geurstoffen vrij uit de appeltaart.
Je besluit een stuk taart te nemen.

Je weet wat je ruikt: appeltaart.
Er gaan impulsen van je reukzintuig naar de hersenen.
Je reukzintuig wordt geprikkeld.

Slide 19 - Sleepvraag

De smaakknopjes van het smaakzintuig liggen in de zijkanten van groefjes in de tong en niet boven op de tong.
Wat is het voordeel hiervan?

Slide 20 - Open vraag

Reuk en smaak bij carnivoren
Haaien, dolfijnen, wolven en katten eten alleen vlees of vis. je noemt ze daarom carnivoren (vleeseters).  De meeste carnivoren kunne heel goed ruiken, veel beter dan mensen. Zo sporen ze hun prooi op.  Haaien zijn hiervan een voorbeeld. deze dieren hebben aan beide kanten van hun snuit goede reukzintuigen. Ze kunnen zo bloed van gewonde prooien op wel 1 tot 5 kilometer  afstand ruiken. Doordat de neusgaten aan de zijkant van de kop zitten, weten de haaien ook van welke kant de geur komt en kunnen ze hun prooi makkelijk vinden.

Veel carnivoren proeven minder goed dan mensen. Dat komt doordat ze niet alle 
soorten smaakzintuigen hebben. Katten, leeuwen en tijgers hebben bijvoorbeeld 
geen smaakzintuigen voor zoet en dolfijnen niet voor zoet, umami en bitter. Dolfijnen
 hebben ook veel minder smaakzintuigen dan mensen.

Gebruik deze tekst bij slide 24 t/m 29.


Slide 21 - Tekstslide

In de afbeelding is het reukzintuig van de mens en hond afgebeeld.

Welk organisme kan volgens jou het beste ruiken? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open vraag

Wat geldt voor de reukzintuig van de haai, is het reukzintuig groot of klein ten opzichte van de hele kop? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open vraag

Bekijk de tabel. Welk organisme proeft het beste? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open vraag

Kan een kat verschil proeven tussen de volgende producten?
- ranja - thee: ja of nee, want ...
- ranja - water: ja of nee, want ...
- vis - vlees ja of nee, want ...

Slide 25 - Open vraag

Fruit smaakt zoet, vlees smaakt hartig en soms een beetje zout. Bedorven vlees smaakt vaak een beetje bitter of zuur. Waarvoor is het belangrijk dat vleeseters wel smaakzintuigen hebben voor zuur en bitter?

Slide 26 - Open vraag

Waarom is het niet erg dat vleeseters geen smaakzintuigen voor zoet hebben?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Link

Slide 29 - Video