Werking medicatie

Werking medicatie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werking medicatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MB.3SA
Week 1
Regels medicatie
Week 2
Werking medicatie
Week 3
Hart
6
Week 4
Bloed 
6
Week 5
Herhaling/TM
Week 6
Ademhalingsstelsel
7
Week 7
TM
Week 8
Afweersysteem
9
Week 9
Eindopdracht

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Les 2
- Wat is farmacokinetiek?
- Wat is een therapeutische werking?
- Welke toedieningswegen zijn er?
- Hoe wordt medicatie opgenomen in het lichaam?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

farmacokinetiek
Het proces wat een medicijn doet met het lichaam.

Te verdelen in 4 stappen





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enteraal:
Oraal
Rectaal



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omzetten en uitscheiden
Lever zet medicatie om zodat deze uitgescheiden kan worden

Er worden steeds meer delen van het medicijn bewerkt, net zo lang tot het medicijn uitgescheiden kan worden (via lever en nieren).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Therapeutische werking

Slide 7 - Tekstslide

therapeutische breedte kan per medicijn en per persoon verschillen.
Toedieningswegen
Enteraal (maag/darm kanaal):
  • Oraal
  • Rectaal

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswegen
Paraenteraal (buiten maag/darmstelsel om):
  1. Inhalatie 
  2. Sublinguaal
  3. Subcutaan
  4. Intramusculair
  5. Intraveneus
  6. Transdermaal
Opdracht
Zoek op wat de woorden betekenen

Slide 9 - Tekstslide

             (inademen)
         (onder de tong)
           (onder de huid)
   (in de spier)
         (in een ader)
     (door de huid)  
Snelheid opname
Snelheid afhankelijk van toediening:
Opdracht
Geef van elk punt 2 voorbeelden van medicatie
Via maag/darmstelsel
Via bloedbaan
Langzame opname
Buiten maag/darmstelsel
Snel/rechtstreeks in bloedbaan
Snelle werking
Lokaal
Direct op de plaats
Niet in bloedbaan

Slide 10 - Tekstslide

via de mond (bijvoorbeeld tabletten, capsules, drankjes of druppels), via de anus (bijvoorbeeld zetpillen of klysma's)
Retard vertraagde afgifte

injecties of andere manieren (bijvoorbeeld pleisters, medicijnen onder de tong of medicijnen die ingeademd worden). 

Noem van elke soort opname een voorbeeld
Opdracht
  • Maak tweetallen.
  • Je krijgt 1 soort medicatie
  • Maak de opdracht die op de volgende slide staat:

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
1. Vertel hoe het medicijn moet worden toegediend (welke toedieningswegen zijn er? Is er 1 of meerdere?)
3. Welke 3 meest voorkomende bijwerkingen heeft het medicijn?
4. Wat is de groepsnaam, generieke naam en merknaam van het medicijn? Onder welke naam is dit medicijn bij jou bekend?
5. Waar is het medicijn te halen? Is er een recept voor nodig?
6. Onder welke medicijngroep valt het medicijn Kies hieronder:
     a. Bloedsomloop
     b. Luchtwegen
     c. Spijsvertering
     d. Zenuwstelsel
     e. Hormoonhuishouding
     f. Specifieke aandoeningen
     g. Overige
6. Waarom valt het onder deze medicijngroep?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaar?
Mail: c.baumann@rocmondriaan.nl
Ga naar Thiememeulenhoff. 
Boek 'verpleegtechnische handelingen': Hst 7 Medicijnen

Maak stellingsvragen 7.1 t/m 7.4

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies