Hfst 5, paragraaf 2 en 3

Belasting 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Belasting 

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen
Hoeveel verdient de rijkste 10% van de inwoners?

Bereken de inkomensverhouding van de hoogste 20 tov de laagste 20

Slide 2 - Tekstslide

Nivellering / denivellering
Nivellering = Verschil tussen arm en rijk wordt kleiner. Lorenzcurve smaller

Denivellering: verschil tussen arm en rijk wordt groter lorenzcurve dikker

Slide 3 - Tekstslide

Nivellering
De buik wordt dunner: (Van rood naar blauw). Verschil tussen arm en rijk wordt kleiner.

De inkomensverhouding wordt kleiner, bijv door rijkeren meer belasting te laten betalen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Besteedbaar inkomen
Primair inkomen - (Belastingen + premies volksverzekeringen) + (toeslagen en uitkeringen) = secundair/besteedbaar inkomen

Overheid heeft dus invloed op het herverdelen van de inkomens

Slide 6 - Tekstslide

Doel
Je kent de verschillende belastingstelsels en kunt ermee rekenen.

Schijvenstelsel?!

Slide 7 - Tekstslide

Belastingstelsel
Vlaktaks of proportioneel: Iedereen betaalt hetzelfde % aan belasting

Progressief stelsel: hoe hoger het inkomen, hoe hoger het % belasting

Degressief: hoe hoger je inkomen, hoe lager het % belasting. 

Slide 8 - Tekstslide

Belastingtarieven kennen
Gemiddeld belasting % =
Belasting : Bruto inkomen X 100%


Marginaal tarief: 
Hoeveel % betaal je over je laatst verdiende euro belasting?

Slide 9 - Tekstslide

Belastingvrije voet
Eerste deel van het inkomen waarover geen belasting betaald hoeft te worden.

Hebben de mensen met een laag inkomen PROCENTUEEL véeééeél meer voordeel van dan de hoge inkomens: Nivellering

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeldsom
Luca heeft een inkomen van €5.000
Silvan heeft een inkomen van €50.000

De belastingvrije voet is €1000 en de vlaktaks is 35%. 
Bereken hoeveel € Luca en Silvan moeten betalen aan belasting
Bereken voor beiden het gemiddelde belasting%


.



Slide 11 - Tekstslide

Progressief stelsel
Hoe hoger je inkomen wordt, hoe meer % belasting je moet betalen 

Verschil na belasting tussen arm en rijk wordt hierdoor kleiner = Nivellering

Slide 12 - Tekstslide

Belastbaar inkomen

Slide 13 - Tekstslide

Stel, je belastbaar inkomen is €80.000:
Schijf 1: (20.384 : 100) x 18,75 = 3822,-
Schijf 2: (34.817 - 20.385) : 100 x 20,20 = 2915
Schijf 3: (68.507 - 34818) : 100 x 38,10 = 12835
Schijf 4: (80.000 - 68508) : 100 x 51,75 = 5947
Totaal: 3822 + 2915 + 12835 + 5947 = €25519 aan belasting

Slide 14 - Tekstslide

Schrift:
Floortje heeft een bruto inkomen van €100.000 heeft en €20.000 aan aftrekposten.

Bereken haar te betalen belasting

Slide 15 - Tekstslide

Schrift:
Bereken de belasting voor iemand die een bruto inkomen van €100.000.
Gemiddeld: 40,97%
Marginaal: 49,5%

Slide 16 - Tekstslide

Aftrekposten
Hypotheekrenteaftrek: Iemand met aftrekposten in schijf 2 hoeft over dat bedrag geen 49,5% te betalen

Iemand met aftrekposten in schijf 1 hoeft over dat bedrag geen 37,05% meer te betalen
Kortom: aftrekposten zijn % voordeliger voor de hogere inkomens = Denivellerend

Slide 17 - Tekstslide

Heffingskorting
Bedrag wat je als korting van de belasting af mag halen. Is voor iedereen vaak een vast bedrag.

Korting van €5000 is voor mensen met een laag inkomen relatief veel meer dan mensen met een hoog inkomen = Nivellering 

Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan netto inkomen
Stap 1: Bereken het belastbaar inkomen (Bruto + bijtellingen - aftrekposten )
Stap 2: Reken het bedrag uit in de schijven
Stap 3: Verlaag het bedrag uit de schijven met de heffingskorting
Stap 4: Bruto inkomen - belasting = Netto inkomen

Slide 19 - Tekstslide

Hfst 5, P2, vraag 2,5,6
Hfst 5, P3, vraag 2,3
H5, P4, vraag 5

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Noem het verschil tussen vlaktaks, progressieve belasting en degressief

Slide 22 - Open vraag

Heffingskorting: Nivellerend of denivellerend? Leg uit

Slide 23 - Open vraag

Aftrekposten: Nivellerend of denivellerend? Leg uit

Slide 24 - Open vraag

Som (Mag)
Bruto inkomen €150.000
Aftrekposten:
Reisaftrek: €2500
Hypotheekrente: €7500
Heffingskortingen:
Algemene: €2000
Arbeidskorting: €1500
Bereken het gemiddelde % belasting

Slide 25 - Tekstslide

Stap 1: Belastbare deel
Bruto - aftrekposten

€150.000 - €10.000 = €140.000

Slide 26 - Tekstslide

Stap 2: Schijven
Schijf 1: €18.000 × 32% = €5.760
Schijf 2: (€33.000 - €18.000) = €15.000 × 40% = €6.000
Schijf 3: (€55.000 - €33.000) = €22.000 × 42% = €9.240
Schijf 4: (€140.000 - €55.000) = €85.000 × 52% = €44.200

5.760+6.000+9.240+44.200=€65.200

Slide 27 - Tekstslide

Stap 3: Kortingen
65.200−3.500=€61.700

Slide 28 - Tekstslide

Stap 4: gemiddeld
Belasting : Bruto inkomen x 100

61.700 ​: 150.000 x 100% ≈41,1%


Slide 29 - Tekstslide