Taalverzorging deel 2 thuiswerkles 17 november

Hoe vind je het onderwerp in de zin? 
Je leert wat het zelfstandig naamwoord is en wat een lidwoord is
Theorie zelfstandig naamwoord en lidwoord 
Maak op blz 58 en 59
Opdracht 1 t/m 5 
Hoe ging het?
Wat heb je geleerd? 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe vind je het onderwerp in de zin? 
Je leert wat het zelfstandig naamwoord is en wat een lidwoord is
Theorie zelfstandig naamwoord en lidwoord 
Maak op blz 58 en 59
Opdracht 1 t/m 5 
Hoe ging het?
Wat heb je geleerd? 

Slide 1 - Tekstslide

Welke vraag stel je om het onderwerp in de volgende zin te vinden?

Peter | koopt | een nieuwe laptop | voor zijn vader.
_______
A
Wat koopt?
B
Wat koopt Peter?
C
Wie koopt voor zijn vader?
D
Wie koopt?

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin?
(het antwoord op de vraag 'Wie koopt?')

Peter | koopt | een nieuwe laptop | voor zijn vader.
______

Slide 3 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

De dikke grizzlybeer | kijkt | naar mij.
_____

Slide 4 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
De dikke grizzlybeer die staat te eten | kijkt | naar mij.
_____

Slide 5 - Open vraag

Blz 58 en 59
Maak de startopdracht 

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Je leert lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen. Leer hiervoor de theorie op bladzijde 56. Daarna maak je alle opdrachten, dus 1 t/m 6 op bladzijde 56 en 57. De startopdracht mag je nu overslaan. Nog even voor de duidelijkheid:
lw = lidwoord
zn = zelfstandig naamwoord
ww = werkwoord

Slide 7 - Tekstslide

Het lidwoord

Er zijn drie lidwoorden:

- de

        - het ('t)

         - een ('n)

Bepaalde en onbepaalde lidwoorden

De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Een is een onbepaald lidwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Woorden voor:



mensen

dieren

planten/natuurverschijnselen

dingen/gevoel

(eigen)namen

Slide 9 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD




Mensen
docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...
Dieren
Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...
Planten/natuurverschijnselen
Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...
Dingen/gevoel
Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...
(Eigen) namen
Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...

Slide 10 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD





- heeft meestal een enkelvoud en een meervoud

(vriend - vrienden)

- kan vaak klein of groot gemaakt worden

(taart - taartje)

- staat vaak met een lidwoord geschreven

(de klas, een boek, het paard)

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak op blz 58 en 59
Opdracht 1 t/m 5 

LET OP!
ER KOMT NOG MEER....
timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag


30 minuten lezen in leesboek
timer
30:00

Slide 13 - Tekstslide

heb je 30 minuten in een leesboek gelezen?
A
ja
B
nee
C
misschien

Slide 14 - Quizvraag

beschrijf kort wat je in je leesboek hebt gelezen.

Slide 15 - Open vraag

Heb je alle taken af?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag