Verslag maken

Hoe maak je een goed verslag?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe maak je een goed verslag?

Slide 1 - Tekstslide

Een verslag maken
  • Opbouw
  • Doel: Informeren
  • Logische/chronologische volgorde
  • Interessant of leuk om te lezen (niet alle feiten hoeven erin te staan)
  • Geef antwoord op de 5W+H vragen
  • Structuur tekst (hoofdstuk, paragraaf) en paginanummering

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw
  • Titelpagina
  • Voorwoord
  • Inhoudsopgave
  • Inleiding
  • Kern
  • Conclusie
  • Bijlagen

Slide 4 - Tekstslide

Voorblad-kaft
Het voorblad ziet er aantrekkelijk uit.

Op het voorblad vermeld je het volgende:
- Titel van je verslag
- Passende afbeelding
- Naam, klas en studentnummer
- Datum
(- Vak/project)

Slide 5 - Tekstslide

Titelblad
Op het titelblad vermeld je het volgende:

- Titel, eventueel ondertitel
- Naam
- Klas
- Naam docent of bv stagebegeleider
- Vak; bij een bpv-verslag noteer je ook 
    naam bpv- bedrijf
- Datum inleveren

Slide 6 - Tekstslide

Voorwoord
Het voorwoord schrijf je nadat je het verslag geschreven hebt.

In het voorwoord vermeld je:

1. Doel van je verslag. Waarom schrijf je dit verslag? 
Je beschrijft je persoonlijke motivatie
2. Hoe heb je het aangepakt?
3. Indien van toepassing kun je mensen bedanken die je geholpen hebben. Bijv. een begeleider/docent

Let op! Ga niet in op de inhoud dit komt pas later


Slide 7 - Tekstslide

Inhoudsopgave
  • Maak gebruik van een automatische 
        inhoudsopgave
  • Kies de indeling die je wilt, maar let op 
       dat er wel paginanummers bij 
        vermeld staan
  • Denk aan het nummeren van eventuele bijlagen.



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Hoofdstukken en paragrafen
Voorbeeld:

Hoofdstuk 1: Titel
1.1: Titel
1.2: Titel
1.3: Titel

Hoofdstuk 2: Titel
2.1: Titel
2.2: Titel
2.3: Titel

Slide 10 - Tekstslide

Inleiding
In de inleiding vertel je wat de lezer kan verwachten, wanneer hij je verslag leest.

Denk aan het volgende:
- Inhoud van je verslag/opdrachten
- De onderwerpen die aan bod komen
- Opbouw van het verslag

Slide 11 - Tekstslide

Voorwoord / Inleiding






                     Komt voor de inhoudsopgave!

Slide 12 - Tekstslide

Kern van je verslag
Let op het volgende:
  • Zorg dat de deelonderwerpen in een logische volgorde staan.
  • Maak er een samenhangende tekst van.
  • Gebruik verwijs- en signaalwoorden om verbanden aan te geven.

Slide 13 - Tekstslide

Samenvatting/conclusie
Dit is het slot van je verslag

Je geeft een samenvatting van de belangrijkste informatie

Eventueel beantwoord je de onderzoeksvraag uit de inleiding

Slide 14 - Tekstslide

Overig
Lettertype: kies een duidelijk lettertype (bv Arial / Calibri)
Lettergrootte: kies een leesbare grootte, ca. 12

Alleen functionele afbeeldingen

Slide 15 - Tekstslide

Tenslotte
  • Maak gebruik van een checklist/schrijfplan
  • Zorg dat het één geheel is ook als het verslag door verschillende personen is geschreven.
  • Gebruik alinea's en evt. tussenkopjes
  • Check op spelling, hoofletters en interpunctie
  • Laat je verslag altijd door iemand nalezen

Slide 16 - Tekstslide

Een komma

- Tussen delen van een opsomming: Ik koop sla, tomaat, melk en brood.
- Achter/voor een aangesproken persoon: Simon, wat doe je nu?
- Achter een uitroep: Au, dat deed pijn!
- Tussen een hoofdzin en een bijzin: Ik ga weg, omdat ik naar huis wil.



Slide 17 - Tekstslide

Aanhalingstekens
- Als je schrijft dat iemand iets zegt (directe rede): 
Hij zei: "Ik wil zo snel mogelijk naar huis."
- Titels van een boek/film/serie etc.:
"Harry Potter en de Steen der Wijzen"
- Een citaat uit een andere bron, website/boek:
Uit recent onderzoek naar plagiaat bleek dat “plagiaat eerder het gevolg is van verwarring dan van kwade opzet” (Hoogmans & Perkic, 2017, p. 117).



Slide 18 - Tekstslide

Een dubbele punt
Wanneer gebruik je een dubbele punt?

- Als je vertelt dat iemand iets zegt (directe rede): Ik zei: "Ik wil naar huis."
- Vóór een opsomming: Ik vind dit gaaf: zingen, dansen en
toneel.       


Slide 19 - Tekstslide

Aan het einde van de zin
- Een punt: Ik koop een boek.

- Een vraagteken bij een vraag: Koop je een boek?

- Een uitroepteken bij een uitroep: "Ik schrik me rot!"


Slide 20 - Tekstslide

Een puntkomma
Een puntkomma houdt het midden tussen een punt en een komma. De zin ervoor en erna hangen nauw met elkaar samen en een punt zou een te sterke scheiding uitdrukken.
(1) We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig.
(2) Beginnen jullie maar alvast; door het drukke verkeer ben ik wat later.

Slide 21 - Tekstslide

Vragen?

Werk verder aan de onderdelen spelling in Taalblokken om je spelling te versterken!.

Maak een schrijfplan/opzet voor je verslag.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag

  • Neem je onlangs gemaakte BPV verslag en sla een kopie op onder een  andere naam (bijvoorbeeld Opdracht Nederlands BPV verslag versie 1).
  • Maak nog een kopie en sla deze op met toevoeging versie 2. Ga dit verslag herschrijven op basis van uitgedeelde opdracht/checklist.
  • Je hebt twee lessen om hier aan te werken.
  • Uiterlijk  vrijdag 20 mei lever je zowel je oude BPV verslag als de herschreven versie in via opdracht in Teams. 


Slide 23 - Tekstslide

test jezelf
Ga naar: https://ikschrijfbeter.nl/oefenen-werkwoordspelling






Slide 24 - Tekstslide

test jezelf
Ga naar 3F en maak onderstaande oefeningen





Druk aan het einde van de oefening op "quiz beëindigen" om je resultaat te zien. Je fouten zie je door op "bekijk vragen" te klikken

Slide 25 - Tekstslide