Examentraining Luisteren (B2)

Examentraining Luisteren Programma II
Ik kan vertellen hoe het examen Luisteren B2 eruitziet
Ik kan de vragen van het examen beantwoorden volgens een handig stappenplan

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Luisteren Programma II
Ik kan vertellen hoe het examen Luisteren B2 eruitziet
Ik kan de vragen van het examen beantwoorden volgens een handig stappenplan

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiden: 15 min.
Voorbereiden
Opdracht: Bespreek met elkaar de volgende vragen:

  • Wat luister je graag? Hoe vaak luister je daarnaar? In welke taal luister je dat?
  • Wat weet je al over het Staatsexamen Luisteren B2?
  • Wat vind jij moeilijk bij het onderdeel Luisteren? Wat vind je niet moeilijk?

timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden
Stappenplan voor Luisteren op B1:

  • Lees de vraag.
  • Bepaal de kernwoorden om op te letten tijdens het luisteren.
  • Denk na over synoniemen van deze kernwoorden.
  • Let ook op signaalwoorden en de betekenis daarvan.
  • Luister naar het fragment.
  • Omcirkel een antwoord: A, B of C?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 
Opdracht: Bespreek samen de kernwoorden in de onderstaande vraag en antwoordopties. Denk ook samen na over synoniemen van deze kernwoorden.

Vraag: Wat zegt Marianne over het verschil tussen zelfstandig werken en werken voor een bedrijf?

A   Als zelfstandige heb je het drukker.
B   Als zelfstandige verdien je meer.
C   Bij een bedrijf kun je niet je eigen stijl ontwikkelen. 


timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

(Luisteren op B2, blz. 38/39)
Oefenen
Opdracht: Denk aan de kernwoorden en luister naar het fragment. Let ook op synoniemen van kernwoorden. Wat is het juiste antwoord?

Vraag: Wat zegt Marianne over het verschil tussen zelfstandig werken en werken voor een bedrijf?

A   Als zelfstandige heb je het drukker.
B   Als zelfstandige verdien je meer.
C   Bij een bedrijf kun je niet je eigen stijl ontwikkelen. 


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Vraag: Wat zegt Marianne over het verschil tussen zelfstandig werken en werken voor een bedrijf?

A   Als zelfstandige heb je het drukker.
B   Als zelfstandige verdien je meer.
C   Bij een bedrijf kun je niet je eigen stijl ontwikkelen. 

Een eigen stijl kun je volgens Marianne ontwikkelen als zelfstandige, maar niet bij een bedrijf. Als zelfstandige is zij de baas, mag ze alles bepalen, kan ze haar creativiteit kwijt en hoeft ze niet te doen wat een ander wil. 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Signaalwoorden
Naast kernwoorden kunnen ook signaalwoorden belangrijk zijn bij het kiezen van het juiste antwoord. Een signaalwoord geeft een relatie tussen twee dingen aan. Soms is dit een tegenstelling en een andere keer is dit bijvoorbeeld een voorwaarde. 


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Opdracht: Bespreek samen welke signaalwoorden er in de antwoordopties staan en wat de functies van deze signaalwoorden zijn. Antwoord B en C lijken een beetje op elkaar. Wat is het belangrijkste verschil tussen B en C? Waar komt dat door? 

Vraag: Wat zegt Louise Fresco over het weggooien van brood dat een dag oud is?


A   Dat vindt zij jammer, maar zelf eet ze ook niet graag oud brood.
B   Dat zou niet nodig zijn als je het brood maar niet in de ijskast doet.
C   Dat zou niet nodig zijn mits je het brood goed in de ijskast bewaart.


timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

(Luisteren op B2 online, Hoofdstuk 3, Oefening 3: Het weggooien van brood)
Oefenen
Opdracht: Denk aan het verschil tussen de signaalwoorden. Luister naar het fragment. Wat is het juiste antwoord?

Vraag: Wat zegt Louise Fresco over het weggooien van brood dat een dag oud is?


A Dat vindt zij jammer, maar (tegenstelling) zelf eet ze ook niet graag oud brood.
B Dat zou niet nodig zijn als (voorwaarde) je het brood maar niet in de ijskast doet.
C Dat zou niet nodig zijn mits (voorwaarde) je het brood goed in de ijskast bewaart.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Vraag: Wat zegt Louise Fresco over het weggooien van brood dat een dag oud is?


Antwoord:

A Dat vindt zij jammer, maar (tegenstelling) zelf eet ze ook niet graag oud brood.
B Dat zou niet nodig zijn als (voorwaarde) je het brood maar niet in de ijskast doet.
C Dat zou niet nodig zijn mits (voorwaarde) je het brood goed in de ijskast bewaart.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Let op!
Soms staan er afleiders in de antwoordopties. Dat zijn vaak woorden die letterlijk gezegd worden in het fragment, maar die niet in dezelfde context worden genoemd als in de antwoordoptie. Deze woorden leiden je af van het juiste antwoord. 

Sommige antwoorden kun je elimineren (wegstrepen), omdat het antwoord helemaal niet wordt gezegd of omdat juist het tegenovergestelde wordt gezegd. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Opdracht: We gaan een deel van een examen oefenen. 

  • Lees de vraag.
  • Bepaal de kernwoorden om op te letten tijdens het luisteren. 
  • Denk na over synoniemen van deze kernwoorden.
  • Let ook op signaalwoorden en de betekenis daarvan.
  • Luister naar het fragment.
  • Omcirkel een antwoord: A, B of C?



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Pauze

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden bespreken
Opdracht: We gaan dit deel van het examen bespreken. 



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind Luisteren op B2:
makkelijk / niet moeilijk
niet moeilijk, maar ook niet makkelijk
een beetje moeilijk
erg moeilijk

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies