H3 Herhaling 3t

In wijken met een hoge WOZ-waarde wonen vooral rijke mensen.
A
Waar
B
Niet waar
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

In wijken met een hoge WOZ-waarde wonen vooral rijke mensen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een koopwoning en een huurwoning?
A
Een koopwoning is altijd groter
B
Een huurwoning is altijd kleiner
C
Bij een koopwoning ben je eigenaar v/d woning
D
Bij een huurwoning ben je eigenaar v/d woning

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de WOZ-waarde?
A
De waarde van het inkomen van de inwoners
B
De waarde van een gebouw
C
De waarde van het bezit van de inwoners
D
De waarde van de winst na een verbouwing van een gebouw

Slide 3 - Quizvraag

In welke wijk zullen meer koopwoningen staan?
A
Villawijk de Karpen
B
Arbeiderswijk Doornakkers
C
Evenveel

Slide 4 - Quizvraag

Des te meer koopwoningen in een wijk des te...
A
rijker
B
armer

Slide 5 - Quizvraag

De WOZ-waarde is hoger bij:
A
Eengezinswoningen
B
Meergezinswoningen

Slide 6 - Quizvraag

Welvaart is ...
A
Dat het economisch goed gaat met de bevolking
B
Dat mensen gelukkig en tevreden kunnen leven

Slide 7 - Quizvraag

De bebouwingsdichtheid is in deze wijk hoog
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de bebouwingsdichtheid?
A
Hoeveel mensen er op 1 vierkante km wonen
B
Het aantal stoeptegels in een wijk
C
Het aantal gezinnen dat op 1 vierkante km woont
D
Het aantal huizen per vierkante km

Slide 9 - Quizvraag

Wat is welzijn?
A
Dat geeft aan of het goed met iemand gaat.
B
Genoeg geld hebben en goed kunnen voorzien in je behoeften.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 11 - Quizvraag

De bevolkingsdichtheid en de bebouwingsdichtheid in de stad zijn.....
A
laag
B
hoog

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een bewonerskenmerk van een achterstandswijk?
A
Hoog opleidingsniveau
B
Geen werkloosheid
C
Lage inkomens

Slide 13 - Quizvraag

Het opleidingsniveau is een voorbeeld van ...
A
buurtkenmerken
B
bewonerskenmerken

Slide 14 - Quizvraag

Sociale ongelijkheid gaat over verschillen in ...
A
inkomen
B
opleidingsniveau
C
levensomstandigheden
D
werkgelegenheid

Slide 15 - Quizvraag

Hoe ontstaat structurele werkeloosheid in Nederland?
A
Door automatisering
B
Mensen willen bepaald werk niet meer uitvoeren
C
Het verdwijnen van werk naar andere landen
D
Niet iedereen hoeft meer te werken

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een bestemmingsplan?


A
Plan van de gemeente over het gebruik van de ruimte.
B
Plan van de overheid over het gebruik van de ruimte.
C
Plan van de gemeente over het gebruik van de bestemming.
D
Advies van de gemeente over het gebruik van de ruimte.

Slide 17 - Quizvraag

Het minimumloon in Nederland is hoger dan in Polen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Als je het minimumloon verhoogt en rijken meer belasting laat betalen, dan kan je iets doen aan...
A
Alle drie
B
sociale ongelijkheid
C
slechte infrastructuur
D
slechte arbeidsomstandigheden in de informele sector

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen vorm van stedelijke vernieuwing
A
Armoedebeleid
B
Verbeteren van woningen
C
Verbeteren van voorzieningen
D
Verbeteren van treinverbindingen

Slide 20 - Quizvraag

Onder welke vorm van stedelijke vernieuwing valt de bouw van een nieuw jeugdhonk
A
Armoedebeleid
B
Voorzieningen
C
Woningen

Slide 21 - Quizvraag

Onder welke categorie valt
hulp bij de belastingaangifte
A
Woningen
B
Voorzieningen
C
Armoedebeleid

Slide 22 - Quizvraag

Renoveren en saneren is hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Saneren is...
A
Het opknappen van huizen
B
Het afbreken van huizen en vervangen voor nieuwbouw
C
Het bouwen van een nieuw stadsdeel aan de rand van de stad
D
Huizen en gebouwen terugbrengen naar oorspronkelijke staat

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van sanering?
A
Sloop en nieuwbouw
B
Renovatie
C
Bouwen van een buurtcentrum

Slide 25 - Quizvraag

Renovatie is
A
Huizen opknappen
B
Huizen slopen en opnieuw opbouwen
C
Huizen vervangen door voorzieningen
D
Goed ouderhouden huizen behouden

Slide 26 - Quizvraag

Renovatie van woningen is .....
A
een verslechtering van de woonwijk
B
een verbetering van de woonwijk

Slide 27 - Quizvraag

Renovatie en sanering samen heet:
A
Stadsverandering
B
stedelijke vernieuwing

Slide 28 - Quizvraag

Welke vorm van stadsvernieuwing?
A
Saneren
B
Renoveren
C
Vinex-wijk
D
Nieuwbouw

Slide 29 - Quizvraag

Welke vorm stadsvernieuwing zie je op de afbeelding?
A
Saneren
B
Renoveren

Slide 30 - Quizvraag

beroepsbevolking


A
Iedereen die werk zoekt.
B
Iedereen die werk heeft.
C
Iedereen die werk heeft of werk zoekt.
D
Iedereen die werk heeft of heeft gewerkt.

Slide 31 - Quizvraag

vergrijzing


A
Stijging van het percentage mensen boven de 65 jaar.
B
Stijging van het percentage mensen boven de 60 jaar.
C
Stijging van het percentage mensen boven de 70 jaar.
D
Stijging van het percentage mensen boven de 67 jaar.

Slide 32 - Quizvraag

In deze bevolkingsgrafiek is vergrijzing te zien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Wat is geen reden voor vergrijzing?
A
Onze zorg is steeds beter
B
Mensen denken beter om hun gezondheid
C
Onze zorg is steeds slechter
D
Er zijn steeds betere medicijnen

Slide 34 - Quizvraag

Wie van de onderstaande personen behoort tot de beroepsbevolking?
A
Kim, 15 jaar en past elke vrijdag op haar buurmeisje.
B
Henk, 68 jaar en met pensioen.
C
Eva, 36 jaar en kan niet meer werken door een ongeluk.
D
Raoul, 36 jaar en werkzoekende.

Slide 35 - Quizvraag