In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2 Nederland in beweging
Slide 1 - Tekstslide
Wat hebben we vorige les besproken?
Slide 2 - Open vraag
0
Slide 3 - Video
Par. 1: De bevolking van Nederland!
Slide 4 - Tekstslide
Bevolkingsspreiding:
De verspreiding van mensen over een land of gebied!
Slide 5 - Tekstslide
Bevolkingsconcentratie:
Als ergens veel mensen dicht bij elkaar wonen!
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
In Nederland wonen...miljoen mensen
A
14
B
16
C
15
D
17
Slide 8 - Quizvraag
Meer dan...% woont in de steden
A
60
B
80
C
70
D
90
Slide 9 - Quizvraag
De verdeling van mensen over een land of gebied is ...
A
De bevolkingsconcentratie
B
Het bevolkingsaantal
C
De bevolkingsdichtheid
D
De bevolkingsspreiding
Slide 10 - Quizvraag
Welke uitspraak over Nederland is waar?
A
In het westen van Nederland is een grote bevolkingsconcentratie.
B
De bevolkingsspreiding van Nederland is gelijkmatig.
C
In Nederland wordt de meeste grond gebruikt voor gebouwen.
D
In de Randstad is de bevolkingsdichtheid net zo hoog als in het noorden van Nederland.
Slide 11 - Quizvraag
Geboorte overschot!
Vestigings
overschot!
Slide 12 - Tekstslide
Goed...
Wanneer krijg je een geboorte-overschot?
Slide 13 - Tekstslide
Geboorte overschot:
Als er in een jaar in een land meer mensen geboren worden dan er overlijden.
Slide 14 - Tekstslide
0
Slide 15 - Video
En...
Wanneer krijg je een vestigings-overschot?
Slide 16 - Tekstslide
Vestigingsoverschot:
Het verschil tussen immigratie en emigratie als er meer immigratie is dan emigratie.
Slide 17 - Tekstslide
0
Slide 18 - Video
De bevolking groeit:
Een geboorte en vestigingsoverschot zorgt er dus voor dat de bevolking groeit!
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
In Nederland...
is er ook sprake van vergrijzing:
Toename van het aantal ouderen in een land of gebied.
Slide 21 - Tekstslide
0
Slide 22 - Video
Wat hebben we vorige les besproken?
Slide 23 - Open vraag
Paragraaf 2:
- wat zijn drie belangrijke groepen immigranten in Nederland?
- wat zijn de belangrijkste groepen allochtonen in Nederland?
- wat is het verschil tussen allochtonen en autochtonen?
- wat is het verschil tussen asielzoekers en vluchtelingen?
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Wat betekent 'immigratie'
Slide 26 - Open vraag
0
Slide 27 - Video
Migratie
is van alle tijden!
(immigratie en emigratie!)
Slide 28 - Tekstslide
Bijvoorbeeld
De romeinen die in Nederland kwamen!
Slide 29 - Tekstslide
Protestanten in de 16e eeuw!
Slide 30 - Tekstslide
Belgische vluchtelingen 1914-1918!
Slide 31 - Tekstslide
Joodse vluchtelingen 1940-1945!
Slide 32 - Tekstslide
Figuur 5!
Slide 33 - Tekstslide
Waarom emigreren mensen naar Nederland?
Slide 34 - Tekstslide
Immigranten
Na 1945!
drie groepen!
Slide 35 - Tekstslide
1: Werk
Gastarbeiders.
Arbeidsmigranten (vroeger: gastarbeiders)
komen naar Nederland om hier tijdelijk te werken
In de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw: Turken, Marokkanen, Spanjaarden enz.
Slide 36 - Tekstslide
0
Slide 37 - Video
2: Koloniaal verleden
Ex-kolonialen:
Toen de Nederlandse kolonies onafhankelijk werden,
kozen veel inwoners voor meer zekerheid in Nederland
Sommigen waren bang voor de onzekere economische of
politieke situatie in hun eigen land (Indonesië en Suriname)
Slide 38 - Tekstslide
3: Vluchtelingen.
Asielzoekers:
Door oorlog in het eigen land of
een andere politiek mening loopt men gevaar
Deze vluchtelingen zoeken asiel (Irak, Afghanistan, Bosnië en Syrië)
Slide 39 - Tekstslide
Vluchteling
Iemand die uit zijn land gevlucht is, omdat het er niet veilig is.
Asielzoeker
Vluchteling die asiel (= bescherming) vraagt in Nederland om er te mogen blijven wonen.
Slide 40 - Tekstslide
Allochtoon of Autochtoon?
Allochtonen = mensen die in het buitenland zijn geboren
of wie van een of beide ouders in het buitenland zijn geboren
Autochtonen = Zelf en ouders geboren in Nederland
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Wat zijn drie belangrijke groepen immigranten in Nederland?
Slide 43 - Open vraag
Wat vestigingsreden op deze de foto?
A
Oorlog.
B
Gezinshereniging.
C
Armoede .
D
Werk.
Slide 44 - Quizvraag
Deze uitspraak: "In mijn land werd het te gevaarlijk, omdat mijn vader tegen de regering was. In de nacht zijn we stiekem de grens over gestoken.
A
Migrant voormalige kolonie
B
Asielzoeker
C
Vluchteling
D
Arbeidsmigrant
Slide 45 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een allochtoon en een autochtoon?
Slide 46 - Open vraag
Deze uitspraak: Ik woon sinds 1965 in Nederland, hier was meer werk dan in Italië Ik heb een Nederlandse vrouw ontmoet.
A
Asielzoeker
B
Arbeidsmigrant.
C
Migrant voormalige kolonie.
D
Vluchteling.
Slide 47 - Quizvraag
Deze uitspraak: "Mijn vader is opgegroeid in Indonesië. Vorig jaar zijn we daar op school geweest en liet hij zijn oude school zien.
A
Asielzoeker
B
Arbeidsmigrant.
C
Migrant voormalige kolonie.
D
Vluchteling.
Slide 48 - Quizvraag
Deze uitspraak: "Ik kom uit Syrië, maar vanwege de oorlog kan ik daar niet meer wonen. Ik hoop dat ik in Nederland mag blijven.
A
Asielzoeker
B
Arbeidsmigrant.
C
Migrant voormalige kolonie.
D
Vluchteling.
Slide 49 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Iedere immigrant is ook een emigrant.
B
Immigratie en emigratie spelen pas de laatste tien jaar een grote rol in Nederland.
C
De meeste gastarbeiders komen uit voormalige koloniën.
D
Voor vluchtelingen is werk een vertrekreden om naar Nederland te komen.
Slide 50 - Quizvraag
Djoya vertelt: ‘Mijn vader en moeder zijn in Nederland geboren en opgegroeid. Toen ik twee jaar was, kreeg mijn vader werk in Australië. Daar hebben we tien jaar gewoond. Nu woon ik weer in Nederland. Voor Engels sta ik heel goed, maar ik heb bijles nodig voor Nederlands’.