1mh taalverzorging spelling en formuleren

Welkom!
Taalverzorging - spelling
H2: laatste letter -t of -d en de ik-vorm

Lesdoel: Ik kan woorden juist spellen en de ik-vorm van een werkwoord vinden.
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Taalverzorging - spelling
H2: laatste letter -t of -d en de ik-vorm

Lesdoel: Ik kan woorden juist spellen en de ik-vorm van een werkwoord vinden.

Slide 1 - Tekstslide

aanrecht...
Achterkant...
atlee...
avon...
uitsteken...
Kraslo...
inciden...
Krentenbroo...
Woord eindigt op een -t
Woord eindigt op een -d

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord schudden?

Slide 3 - Open vraag

Theorie: laatste letter -t of -d en ik-vorm
*Laatste letter -t of -d? Gebruik de verlengproef:
~> Maak het woord langer door er -e, -en of -ig- achter te zetten
- Hoor je een t, schrijf -t aan het einde
- Hoor je een d, schrijf -d aan het einde
Bijvoorbeeld: zwarte - zwart, gevraagde - gevraagd
*Ik-vorm van een werkwoord: slapen - slaap
Let op: ik-vorm eindigt nooit op een v of ene z en nooit op twee dezelfde medeklinkers
Bijvoorbeeld: proeven - proef, schudden - schud

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag
1. Klassikaal nakijken opdr. 1 t/m 6 blz. 60 - 61
2. Woordenschat: opdracht 1 + 2 blz. 52 - 53
= HW

Slide 5 - Tekstslide

Welkom!
Woordenschat
H2: een omschrijving zoeken


Lesdoel: Ik kan de omschrijving van onbekende woorden vinden.

Slide 6 - Tekstslide

Theorie: een omschrijving zoeken
*Onbekend woord ~> Omschrijving zoeken
Hoe? - Zoek de omschrijving tussen haakjes of tussenkomma's
De filmeditie, een uitgave van een boek met foto's, verschijnt binnenkort.
- Zoek de omschrijving in de volgende zin
Honderden ramtoeristen bezochten het gebied. De hulpverleners hadden veel last van al die mensen die uit nieuwsgierigheid kwamen kijken.
- Zoek de omschrijving in de vorige zin
Sommige muzikanten krijgen post van bewonderaars. Meestal beatwoorden ze hun fanmail niet zelf.

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
1. Maak opdracht 1 + 2 + 3 + 4 + 5 op blz. 52 - 55 = HW
2. Ga naar Nieuw Nederlands online: H2 - woordenschat
~> Maak opdracht 6 + 7 + 8 op je laptop
3. Klaar? Opdracht 6 blz. 55

Slide 8 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging: spelling
H3: Meervouden op -en en -s


Lesdoel: Ik kan meervouden die eindigen op -en en -s goed spellen.

Slide 9 - Tekstslide

Welke proef gebruik je om erachter te komen of een woord eindigt met een -t of -d?

Slide 10 - Open vraag

Hoe schrijf je het werkwoord: Mijn moeder heeft vandaag een heerlijke ovenschotel....
A
bereit
B
bereid
C
bereidt

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het meervoud van vaas?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het meervoud van oma?

Slide 14 - Open vraag

wat is het meervoud van hagedis?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het meervoud van tv?

Slide 16 - Open vraag

Theorie: meervouden op -en en -s
*Meervoud met -en
- Soms hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten:
Deur - deuren, kaars - kaarsen
- Soms moet je de laatste letter verdubbelen
Trap - trappen, brugklas - brugklassen
- Soms moet je een klinker (a, e, o of u) weghalen
Aap - apen, potlood - potloden
Soms moet je een f in een v veranderen of een s in een z
schaaf - schaven, huis - huizen

Slide 17 - Tekstslide

Theorie: meervouden op -en en -s
*Meervoud met -s
- Vaak hoef je alleen maar -s achter het woord te zetten
wagen - wagens, reclame - reclames
- Soms moet je een apostrof voor de -s schrijven. Bijvoorbeeld bij woorden die eindigen op -a, -o, -i of -y
oma - oma's, radio - radio's, pony - pony's
- Bij afkortingen maak je het meervoud ook met 's
tv - tv's, dvd - dvd's

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
1. Maak opdracht 1 + 2 + 3 + 4 + 5 op blz. 87 
2. Klaar? Oefen op Nieuw Nederlands online: H3 - taalverzorging - meervouden op -en en -s


HW: opdr. 1 t/m 5 blz. 87 + neem je leesboek mee!

Slide 19 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging - spelling
H3: persoonsvorm tegenwoordige tijd

Lesdoel: Ik kan de tegenwoordige tijd van een persoonsvorm juist spellen.

Slide 20 - Tekstslide

Kijk naar de startopdracht op blz. 88. Welke 2 woorden zijn fout gespeld?

Slide 21 - Open vraag

Theorie: persoonsvorm t.t.
*Spellingsregel:
- Ik erbij of jij/je achter het ww: stam (=ik-vorm)
- Anders in het enkelvoud: stam + t
- Meervoud: het hele werkwoord
*Hulpmiddel: vervang het werkwoord door lopen of fietsen!
Ik loop.                                                            Ik vind.
Loop jij?                                                          vind jij?
Hij loopt.                                                         Hij vindt.
Wij lopen                                                         Wij vinden

Slide 22 - Tekstslide

De klas (kiezen) morgen een nieuwe klassenvertegenwoordiger.

Slide 23 - Open vraag

Ik (vinden) pure chocolade het lekkerst.

Slide 24 - Open vraag

In onze achtertuin (worden) een perenboom geplant.

Slide 25 - Open vraag

Verf (drogen) sneller door een speciale lamp.

Slide 26 - Open vraag

De brilbeer (leven) in Zuid-Amerika.

Slide 27 - Open vraag

Aan de slag
1. Maak opdracht 1 + 2 + 3 + 4 + 5 op blz. 89 in je boek
2. Klaar? Oefen op Nieuw Nederlands online: H3 - taalverzorging - persoonsvorm tegenwoordige tijd: opdr. 6 - 7 - 8
3. Helemaal klaar? Opdracht 1 + 2 blz. 80 - 81 in je boek
(eerst theorie lezen!)

HW: opdr. 6 - 7 - 8 NN online (H3 taalverzorging - t.t.)

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
1. Maak opdracht 1 t/m 6 blz. 80 - 83 (woordenschat)
-> Moet af in de les!
2. Nakijken met nakijkblad
3. Zet alle woordjes in Quizlet

Let op: volgende week toets spelling en woordenschat hoofdstuk 2 + 3 


Slide 29 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging - formuleren
H4: woordgeslacht


Lesdoel: Ik kan mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden herkennen. 

Slide 30 - Tekstslide

Theorie: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Zelfstandig naamwoorden: de-woorden en het-woorden.
- de-woorden: mannelijk (m) of vrouwelijk (v)
- het woorden: onzijdig (o)
Hoe? Woordenboek (zeker!) of ezelsbruggetje (soms)
Vrouwelijke woorden:
- vrouwelijke personen en dieren
- woord eindigt op: : -heid, -nis, -ing, -schap, -de, -te, -ij, -st.
- je kunt het begrip niet vasthouden 

Slide 31 - Tekstslide

Theorie: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Waarom moet je dit weten? Verwijswoorden!
- De-woorden: deze en die 
Bv: de printer, deze printer, die printer

- Het-woorden: dit en dat
Bv: het onderzoek, dit onderzoek, dat onderzoek

Slide 32 - Tekstslide

Theorie: verwijswoorden
Verwijswoorden: verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.

- Mannelijk enkelvoud (de-woord): deze, die + hij, hem
- Vrouwelijk enkelvoud (de-woord): deze, die + zij (ze), haar
- Onzijdig enkelvoud (het-woord): dit, dat, het
- Meervoud (de-woorden en het-woorden): deze, die + zij, ze, hen, hun

Mannelijk of vrouwelijk? --> Woordenboek!

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag
1. Nakijken opdracht 1 t/m 6 blz. 114 - 115
2. Maken opdr. 1 t/m 3 blz. 143
~> 10 minuten, daarna nakijken!
3. Klaar? Hoofdstuk 5 woordenschat: een bekend woorddeel zoeken.
- Je maakt de opdrachten op Nieuw Nederlands online: H5 - woordenschat - een bekend woorddeel zoeken


Slide 34 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging - spelling
H4: voltooid deelwoord



Lesdoel: Ik kan het voltooid deelwoord goed spellen. 

Slide 35 - Tekstslide

Theorie: het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een van de vormen van het werkwoord:
- Het voltooid deelwoord is nooit de PV.
- Het voltooid deelwoord heeft een vorm van hebben, zijn of worden bij zich.


Bv: Ik heb in de vakantie gewerkt.
De brug wordt hersteld.
Mijn zus is vertrokken.

Slide 36 - Tekstslide

Theorie: het voltooid deelwoord
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
1. Sommige werkwoorden hebben een voltooid deelwoord dat op -en eindigt (van buiten leren!)
Bv: Zij heeft gegeten, Ik ben gevallen, wij werden gekozen
2. Andere werkwoorden hebben een voltooid deelwoord dat op -t of -d eindigt.
~> Hele werkwoord - en => laatste letter in het 't-exkofschip?
Ja: voltooid deelwoord eindigt op -t  /  Nee:  voltooid deelwoord eindigt op -d

Slide 37 - Tekstslide

Theorie: verleden tijd van zwakke werkworoden
Hoe schrijf je de verleden tijd?
- Sterke werkwoorden: van buiten leren!
lopen - liepen, kijken - keken
- Zwakke werkwoorden: Stam + te/de (n)
Regel: 't ex-kofschop: hele werkwoord - en
--> Laatste letter in kofschip? + te
--> Laatste letter niet in kofschip? +de
geloven - hij geloofde, antwoorden - hij antwoordde

Slide 38 - Tekstslide

Ik heb (fietsen)
A
gefietst
B
gefietsd

Slide 39 - Quizvraag

Heb jij (winnen)?
A
gewint
B
gewind
C
gewonnen

Slide 40 - Quizvraag

Het papier is (verscheuren)
A
verscheurt
B
verscheurd

Slide 41 - Quizvraag

Noal heeft (twijfelen)
A
getwijfelt
B
getwijfeld

Slide 42 - Quizvraag

Hij heeft het verhaal (geloven)
A
geloofd
B
gelooft

Slide 43 - Quizvraag

Aan de slag
1. Herhalen theorie verleden tijd
2. Nakijken opdr. 1 t/m 5 blz. 144 - 145
3. Hoofdstuk 5 lezen: startopdracht blz. 124





Slide 44 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging - spelling
H6: lastige werkwoorden


Lesdoel: Ik kan lastige werkwoorden op de juiste manier gebruiken.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Theorie: lastige werkwoorden
Sommige werkwoorden lijken op elkaar, maar betekenen iets anders.
- Kennen: heeft te maken met iets weten of geleerd hebben
Ik ken een hele goede dokter.
- Kunnen: betekent in staat zijn om iets te doen
Eric kan niet zo goed zwemmen.
- Liggen: heeft te maken met niet bewegen, met rust
De bal ligt op de grond.
- Leggen: heeft te maken met iets doen, met actie
De schoonmaker legt de rommel opzij.

Slide 47 - Tekstslide

Aan de slag
1. Lezen leesboek: 20 minuten
--> Geen leesboek bij? Lezen blz. 180 en verder
2. Nakijken opdr. 5 + 6 blz. 170 - 171
3. Maak opdracht 7 - 8 - 9 op Nieuw Nederlands online (H6 - taalverzorging - lastige werkwoorden)
4. Klaar? Ga naar www.cambiumned/nl
--> Oefenen - spelling - werkwoordspelling


HW: opdrachten 1 t/m 6 blz. 170 - 171





Slide 48 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging - spelling
H6: De verleden tijd van sterke werkwoorden

Lesdoel: Ik kan sterke woorden in de verleden tijd juist vervoegen.

Slide 49 - Tekstslide

Theorie: Sterk werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd:
loop -> liep, ziet -> zag, denken -> dachten
Zo schrijf je de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd:
- Maak het woord langer om erachter te komen of het woord op een -d of -t eindigt.
Bv: ik deed (wij deden)
- Schrijf het woord zo kort mogelijk. Gebruik allen dubbele letters als dat voor de uitspraak nodig is.
Bv: rijden -> reden, hebben -> hadden

Slide 50 - Tekstslide

Aan de slag
1. Nakijken opdr. 4 + 5 blz. 172 in je boek
2. Oefenen op werkwoordspelling: oefentoets
3. Extra oefening werkwoordspelling
4. Klaar? www.cambiumned.nl/oefenen --> Spelling -> werkwoordspelling
HW: /





Slide 51 - Tekstslide