les 2.3 oppervlakte van ruimtelijke figuren

les 2.3 oppervlakte van ruimtelijke figuren
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

les 2.3 oppervlakte van ruimtelijke figuren

Slide 1 - Tekstslide

lesdoel:
Je leert de oppervlakte van ruimtelijke figuren berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Omtrek betekent
A
De omtrek bepaalt bijvoorbeeld hoeveel mest je nodig hebt
B
De omtrek van een tuin bepaalt hoe lang het hek is dat je eromheen kunt zetten

Slide 3 - Quizvraag

Hoe bereken je de oppervlakte van een driehoek? (Tip: een driehoek is de helft van een rechthoek)
A
lengte x breedte
B
lengte van de zijdes optellen
C
(lengte x breedte) : 2
D
lengte + breedte

Slide 4 - Quizvraag

Oppervlakte balk
voor en achtervlak=
10 x 3 x 2= 60cm2
boven en grondvlak=
10 x 4 x 2= 80cm2
linkerzij en rechterzijvlak=
4 x 3 x 2 = 24cm2
totaal= 60+80+24=164cm2

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de
totale oppervlakte?

A
Oppervlakte: 26 m2 I
B
Oppervlakte: 52 m2
C
Oppervlakte: 56 m2
D
Oppervlakte: 40 m2

Slide 6 - Quizvraag

Oppervlakte piramide
Oppervlakte = opp grondvlak + opp 4x zijvlak
oppervlakte = 16 + 4 x 8,9 = 16 + 35,6 = 51,6 cm2

Slide 7 - Tekstslide

Oppervlakte cilinder
De cilinder bestaat uit een bovenvlak, grond vlak en de mantel. 

Slide 8 - Tekstslide

Oppervlakte cilinder
Boven-en grondvlak: 3 x 2= 6cm².
Oppervlakte mantel: 18cm².
Totaal oppervlakte: 6 + 18= 24cm².
Oppervlakte mantel: 18 cm²
Oppervlakte grondvlak: 3 cm²

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag met 2.3 
oppervlakte van ruimtelijke figuren

Slide 10 - Tekstslide