grammatica

H3 - Grammatica
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 - Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al?
- PV, WWG en OND
- verdelen in zinsdelen
- bouwplannen bij de basiszin (2 of 3 delen) maken
- aan het werkwoord herkennen of de basiszin uit 2 of 3 zinsdelen bestaat.

Slide 2 - Tekstslide

Wat komt erbij in blok 3?
- Zinsontleding:  Het lijdend voorwerp (LV)

- Woordbenoemen: Het zelfstandig naamwoord (ZNW), het lidwoord (LW), het bijvoegelijk naamwoord (BNW) en voorzetsels (VZ) in een zin benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
1. zoek de PV (tijdsproef / getalsproef)
2. zoek het WWG (alle ww in de zin)
3. zoek het OND (Wie/wat + WWG)

en dan......

4. zoek het LV (wie of wat + WWG + OND?)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

even oefenen:
- Femke en haar vriendin willen in de stad een nieuwe broek kopen.


Slide 6 - Tekstslide

even oefenen
Achter het huis staat een oude boom die helemaal kaal is.

Slide 7 - Tekstslide

even oefenen
Vorige week heeft Michiel een nieuwe telefoon gekregen van zijn vader.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer is er geen LV?
- Als de basiszin uit 2 delen bestaat, dan is er geen LV nodig.
vb: Jan en Carla wachten op de trein.

- Als je geen goed antwoord op de vraag wie/wat + ond +wwg krijgt.

Slide 9 - Tekstslide

woordbenoemen: ieder woord in de zin heeft een naam.
lidwoord: de - het - een

zelfstandig naamwoord: namen van mensen, dieren, planten en dingen. (je kunt er een lidwoord voor zetten) Ook namen zijn znw Jan, Friesland, Maastricht, de Rijn, Vitesse etc.

Slide 10 - Tekstslide

woordbenoemen: ieder woord in de zin heeft een naam.
bijvoegelijk naamwoorden: Het zegt iets over het zelfstandige naamwoord. 
vb: de rode fiets......die fiets is rood (rode is een bijvoegelijk naamwoord).

Slide 11 - Tekstslide

woordbenoemen: ieder woord in de zin heeft een naam.
voorzetsel: kun je altijd testen door er 'de kast' achter te zettenk

vb: op de kast, achter de kast, naast de kast, door de kast, etc.

Een voorzetsel is nooit een los zinsdeel, maar hoort altijd ergens bij.



Slide 12 - Tekstslide

even oefenen: zoek de znw, lw, bijv nw en vz in de zin.

Jan en Carine lopen naar de nieuwe kamer van Joost om daar 

het boek over Zwitserland te pakken.

Slide 13 - Tekstslide

even oefenen: zoek de znw, lw, bijv nw en vz in de zin.

In Amerika is afgelopen vrijdag een nieuwe president gekozen. 

De man gaat nu vier jaar lang in Washington in het Witte Huis wonen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video