herhaling

Deze les
PTA doornemen
opfrissen organen en cellen lj 3


1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les
PTA doornemen
opfrissen organen en cellen lj 3


Slide 1 - Tekstslide

Organismen

Alle levende wezens:
* schimmels
* planten
* dieren (jijzelf)
* bacteriën

Slide 2 - Tekstslide

Cellen van de vier rijken

Slide 3 - Tekstslide

Levenskenmerken
  • voortplanten
  • groeien
  • ontwikkelen
  • reageren op prikkels
  • bewegen
  • voeden
  • stofwisseling
  • ademhalen
  • uitscheiden
De 9 levenskenmerken op een rij
Niet alle 9 kenmerken hoeven tegelijk te zien te zijn

Slide 4 - Tekstslide

De levenscyclus van een soort
Zolang individuen blijven voortplanten zal de levenscyclus van een soort blijven bestaan.

Slide 5 - Tekstslide

De levensloop van één individu 
Één enkel organisme noemen we een individu
* 1 mens
* 1 kikker
* 1 vlinder

Levensloop: van jong tot oud 
van 1 organisme

Slide 6 - Tekstslide

organisme -  organenstelsel- orgaan -  weefsel - cel

Slide 7 - Tekstslide

Organenstelsel: samenwerkende organen met 1 gezamenlijke functie

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Dierlijke cel

Slide 10 - Tekstslide

Plantaardige cel

Slide 11 - Tekstslide

Onderdelen Microscoop

Slide 12 - Tekstslide

Dierlijke cel
Plantaardige cel

Slide 13 - Tekstslide

DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Een gen is een stukje DNA.
Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben.

Slide 14 - Tekstslide

Geslachtscellen en cellen

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 15 - Tekstslide

chromosomenkaart = karyogram
je krijgt 23 chromosomen van je vader (blauw), en 23 van je moeder (roze), samen 46 chromosomen



paar 23 = geslachtschromosomen

Slide 16 - Tekstslide

Celdeling/mitose

Slide 17 - Tekstslide

Celdeling/
mitose en chromosomen
  • In de celkern zitten de chromosomen (erfelijke aanleg)
  • Iedere cel moet dezelfde eigenschappen hebben
  • De chromosomen worden gekopieerd.

Slide 18 - Tekstslide

Celdeling/
mitose en chromosomen

Slide 19 - Tekstslide

Organen van
de plant zijn
A
Het blad en de nerven
B
Stengel en een kiem
C
Wortel, stengel en bladeren
D
Hoofdwortel, zijwortel en wortelharen

Slide 20 - Quizvraag

zet de onderdelen van groot naar klein 1 is het groots en 4 is het kleins
1
2
3
4
weefsels
organen
orgaanstelsels
cellen

Slide 21 - Sleepvraag

De luchtpijp hoort bij het
A
Bloedvatenstelsel
B
Spierstelsel
C
Ademhalingstelsel
D
Voortplantingstelsel man

Slide 22 - Quizvraag

De aorta hoort bij het
A
Ademhalingsstelsel
B
Spierstelsel
C
Zenuwstelsel
D
Bloedvatenstelsel

Slide 23 - Quizvraag

Het ruggemerg hoort bij
A
Spierstelsel
B
Zenuwstelsel

Slide 24 - Quizvraag

De nieren horen bij het
A
Verteringstelsel
B
Uitscheidingstelsel

Slide 25 - Quizvraag

Ademhalen is een levenskenmerk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Een bacterie is een organisme
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Welk soort weefsel zie je in de afbeelding?
A
Zenuwweefsel
B
Spierweefsel
C
Botweefsel
D
Kraakbeenweefsel

Slide 28 - Quizvraag

Wat voor soort weefsel zie je hier afgebeeld?
A
Spierweefsel
B
Botweefsel
C
Zenuwweefsel
D
Dit is geen weefsel

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noemen we het proces wat je ziet in de afbeelding?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noemen we de splitsing van de celkern tijdens de mitose?
A
Celdeling
B
Plasmagroei
C
Kerndeling
D
Celdeling

Slide 31 - Quizvraag

Welk orgaan is Q?
A
Hart
B
Longen
C
Maag
D
Nieren

Slide 32 - Quizvraag

Alle organismen herken je aan de 6 levenskenmerken. 
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 33 - Sleepvraag

Maak de test je zelf van
Thema 1 Organen en cellen uit leerjaar 3

Slide 34 - Tekstslide