Gemaakt door: Sherilyn Wijnbergen en Bridget de Vries
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Zintuigen mens VS dier
Gemaakt door: Sherilyn Wijnbergen en Bridget de Vries
Slide 1 - Tekstslide
Heb jij je wel eens afgevraagd hoe het kan dat een hond veel beter kan ruiken dan een mens?
In deze lessonup gaan wij jullie vertellen welke dieren opvallen vanwege hun goed werkende zintuigen en leggen we jullie uit hoe dit zo goed ontwikkeld is,
maar eerst wat inkomende quizvraagjes.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een receptor?
A
een eiwit op het celmembraan, waaraan een specifiek molecuul kan binden
B
een molecuul op het celmembraan, waaraan een ander molecuul kan binden
C
een eiwit in de cel, waaraan een molecuul kan binden
Slide 3 - Quizvraag
Waar bestaat het centrale zenuwstelsel uit?
A
Alle zenuwen samen
B
hersenen en ruggenmerg
C
zenuwen, hersenen en ruggenmerg
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een impuls?
A
Een prikkel die door zenuwcellen wordt doorgegeven
B
Een elektrisch signaal dat door zenuwcellen en hun uitlopers wordt vervoerd
C
Een elektrisch signaal dat door zintuigcellen en hun uitlopers wordt vervoerd
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn neuronen?
A
zintuigcellen
B
vetcellen
C
spiercellen
D
zenuwcellen
Slide 6 - Quizvraag
verschillende soorten neuronen
sensorische neuronen: geleiden impulsen van de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
motorische neuronen: geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar de spieren of klieren
schakelneuronen: geleiden impulsen tussen zenuwcellen
Slide 7 - Tekstslide
Wat is een drempelwaarde?
A
Minimale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij er een impuls ontstaat
B
Minimale sterkte van een impuls op een zintuigcel waarbij er een prikkel ontstaat
C
Maximale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij een impuls ontstaat
Slide 8 - Quizvraag
Feromonen
Feromonen zijn natuurlijke signaalstoffen die door individuen worden uitgescheiden om met elkaar te communiceren. Het is een vorm van chemische communicatie.
Zoogdieren en reptielen nemen feromonen waar door het orgaan vomeronasaal
Slide 9 - Tekstslide
Wie kan beter ruiken?
A
een mens
B
een vlinder
Slide 10 - Quizvraag
Hoe ruik je?
In je neusholte
Geurmolecuul op specifieke receptor
Impuls vervoerd via sensorische neuronen
De hersenschors
Het limbische systeem
De hypothalamus
Slide 11 - Tekstslide
Welke dieren hebben een ontzettend goed reukvermogen?
A
een hond, een zijdevlinder en een olifant
B
een dolfijn, een olifant en een zijdevlinder
C
een hond, een walvis en een mol
D
een zijdevlinder, een walvis en een dolfijn
Slide 12 - Quizvraag
Hoe kan het dat honden zo goed kunnen ruiken?
220 miljoen reukreceptoren
Reukcentrum in hersenen
Vomeronasaal orgaan
Gevoeligheid
Genetische samenstelling
Slide 13 - Tekstslide
Hoe kan het dat een zijdevlinder zo goed kan ruiken?
Antennes
Antennekwab in de hersenen
Feromonen
Hoge gevoeligheid
Slide 14 - Tekstslide
Hoe kan het dat olifanten zo goed kunnen ruiken?
Reukreceptoren
Hoge gevoeligheid
Geuren op dieper niveau verwerken
Slide 15 - Tekstslide
Wie kan beter horen?
A
een mens
B
een vleermuis
Slide 16 - Quizvraag
Hoe hoor je geluid?
meetrillen
mechanoreceptoren
zenuwcellen
impulsen
hersenstam
auditieve schors
Slide 17 - Tekstslide
Kan een spin geluid horen?
A
Ja
B
Nee
C
sommige wel, sommige niet
Slide 18 - Quizvraag
Wist je dat...
Een spin geen oren heeft, maar trillingen kan waarnemen door de haartjes op hun lichaam, die werken als receptoren. Niet elke spin heeft haartjes, dus niet elke spin kan geluid waarnemen.
Slide 19 - Tekstslide
Welk dier heeft een uitstekend hoorvermogen?
A
een zeeschildpad
B
een struisvogel
C
een mol
D
een dolfijn
Slide 20 - Quizvraag
Hoe kan het dan een dolfijn zo goed kan horen?
Hoge frequenties
Echolocatie
Auditieve schors is goed ontwikkeld
Vetachtig weefsel
Slide 21 - Tekstslide
Welk dier kan trillingen onder de 16 Hz horen? (mensen kunnen tussen de 20 en 20 000 Hz horen)
A
een egel
B
een vleermuis
C
een slak
D
een olifant
Slide 22 - Quizvraag
Wie kan beter zien
A
een mens
B
een rat
Slide 23 - Quizvraag
Hoe kan je zien?
lichtprikkels
staafjes en kegeltjes
drempelwaarde
Fotoreceptoren: zitten op de zintuigcellen in je netvlies en vangen licht op
Slide 24 - Tekstslide
Hoeveel keer scherper zien wij dan een goudvis?
A
30 keer
B
50 keer
C
80 keer
D
100 keer
Slide 25 - Quizvraag
Dieren die erg goed kunnen zien
Slide 26 - Tekstslide
Hoe kan het dat deze dieren zo goed kunnen zien?
gezichtsveld
hoeveelheid kegeltjes
hoeveelheid staafjes
fotoreceptoren
Slide 27 - Tekstslide
Wie kan beter voelen?
A
een mens
B
een octopus
Slide 28 - Quizvraag
Tactiel/tast: het vermogen om dingen te voelen met de huid, verschilt per organisme
Tactiele zintuig: ook wel de tastzin genoemd, zintuig waarmee je kan 'voelen'.
Thermoceptie/temperatuurzin:
het vermogen van een organisme om temperaturen rond zijn normale lichaamstemperaturen waar te nemen.
Slide 29 - Tekstslide
Zintuigen in de huid om te voelen
Warmtezintuigen
Kou-zintuigen
Drukzintuigen
Tastzintuigen
Pijnzintuigen
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Wat bepaald of een organisme goed kan voelen?
Genetische aanleg
Aantal tastreceptoren per oppervlakte eenheid
Neurologische verwerking
Vaardigheden
Omgevingsfactoren
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Waar of niet waar?
slangen gebruiken hun tong om te ruiken
A
waar
B
niet waar
Slide 34 - Quizvraag
Wie kan beter proeven?
A
een mens
B
een hond
Slide 35 - Quizvraag
Smaakzintuig van mensen
Slide 36 - Tekstslide
De vijf basissmaken
Slide 37 - Tekstslide
Hoe kan de smaak 'umami' beschreven worden?
A
Krachtig
B
Hartig
C
Bouillonachtig
D
Zoutig
Slide 38 - Quizvraag
Wist je dat...
Mensen 9000 smaakpapillen hebben en een hond maar 1700, hierdoor heeft een mens een beter smaken proeven.
Slide 39 - Tekstslide
Verschillende smaakpapillen hond
Type A:
Type B:
Type C:
Type D:
Slide 40 - Tekstslide
Wat zijn omnivoren en carnivoren?
A
omnivoor: soort organisme dat alleen planten eet
carnivoor: soort organisme dat planten en vlees eet
B
omnivoor: soort organisme dat alleen vlees eet
carnivoor: soort organisme dat alleen planten eet
C
omnivoor: soort organisme dat planten en vlees eet
carnivoor: soort organisme dat alleen vlees eet
D
omnivoor: soort organisme dat planten en vlees eet
carnivoor: soort organisme dat alleen planten eet
Slide 41 - Quizvraag
Hoe wordt bepaald of een soort organisme een goede smaakontwikkeling heeft?
Bewering I: De aanwezigheid, de werking van smaakpapillen op de tong en andere delen van de mond, en de overdracht van de smaaksignalen naar de hersenen bepalen hoe goed ontwikkelt het smaakvermogen is.
Bewering II: Genetica -> speelt een rol bij de gevoeligheid voor bepaalde smaken. Sommige individuen hebben bijvoorbeeld een hogere drempel voor het proever van bittere smaken dan anderen. Dit verschilt ook per dier.
Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
Bewering I
B
Bewering II
C
Beide beweringen zijn juist
D
Beide beweringen zijn niet juist
Slide 42 - Quizvraag
Dieren die opvallen vanwege hun smaakvermogen
Slide 43 - Tekstslide
Wat vonden jullie van deze lessonup?
A
Super interessant en leerzaam
B
Beetje interessant en leerzaam
C
Niet zo interessant en
niet zo leerzaam
D
Super oninteressant en totaal niet leerzaam
Slide 44 - Quizvraag
Gemaakt door: Sherilyn Wijnbergen en Bridget de Vries