Clase 19. Unidad 1 C2 Gramática

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Lunes, 6 de febrero de 2023
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Lunes, 6 de febrero de 2023

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Somtoday
  2. Objetivos de la unidad 1
  3. Repasamos el vocabulario. Overhoring.
  4. Seguimos con la unidad 1.
  5. ¡A trabajar!
  6. Final de la clase.

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van unidad 1:
-    ik kan vertellen wat ik aan het doen ben.
-    ik kan vertellen wat ik (niet) leuk vind om te doen.
-    ik kan over sport/activiteiten/hobby’s praten.
-    ik kan over vrienden/familie praten.

Slide 3 - Tekstslide

Repasamos vocabulario unidad 1
timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

C2 U1 Gramática
¿Qué vamos a hacer?
- gerundio (estar + stam+ando/iendo)
- verbo gustar 
- vraagnaamwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Estar+gerundio
  • Geef je aan dat een handeling of een gebeurtenis aan de gang is.
"Mis amigos están jugando al baloncesto"
"Yo estoy estudiando para el examen del lunes."
"María está comiendo en la cantina".

  • Met de Presente geef je aan dat een gebeurtenis regelmatig plaatsvindt.
" Normalmente desayunan a las nueve"
" Todos los días juego a la PlayStation 4"

Slide 6 - Tekstslide

Estar+gerundio

estoy
estás
está
estamos     +    -ando  (-AR)
estáis                  -iendo (-ER-IR)
están
Onregelmatige vormen:
decir : diciendo  
pedir: pidiendo   
dormir: durmiendo
______________________________
ir: yendo     
leer: leyendo
oír: oyendo
traer: trayendo

Slide 7 - Tekstslide

Uitzonderingen (gerundio)
decir
diciendo
pedir
pidiendo
venir
viniendo
dormir
durmiendo
leer
leyendo
ir
yendo
zeggen
vragen/verzoeken
komen
slapen
lezen
gaan

Slide 8 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden bij de Gerundio.
Estar+ gerundio ( ducharse, afeitarse...): Bij de gerundio kunnen de voornaamwoorden vóór het werkwoord ESTAR staan of direct achter de gerundio. Om de klemtoon te handhaven krijgt de Gerundio dan wel een accent.
yo 
me
estoy
duchando
te
estás
duchando
él/ella/
usted
se
está
duchando
nosotros
nos
estamos
duchando
vosotros
os
estáis
duchando
ellos-as/
ustedes
se
están
duchando
yo
estoy
duchándome
tú 
estás
duchándote
él/ella/
usted
está
duchándose
nosotros
estamos
duchándonos
vosotros
estáis
duchándoos
ellos-as/
ustedes
están
duchándose

Slide 9 - Tekstslide

GERUNDIO: ESTAR +stam=ando/iendo

Als je in het Spaans wilt zeggen dat iets aan de gang is of dat je ergens mee bezig bent op dit moment, dan gebruik je een vorm van estar +stam=ando/iendo

Weet je het rijtje van 'estar' (zijn) nog?
Schrijf het rijtje in je schrift!

Hoe maak je de 'gerundio' van de regelmatige werkwoorden? Bekijk goed de tabel hiernaast!


LET OP!!! De woordvolgorde: De werkwoorden in een Spaanse zin staan bij elkaar. Dat is anders dan in het Nederlands:
NL: Ik ben in het restaurant pizza aan het eten.
SP: Estoy comiendo pizza en el restaurante.








De
klinkerwisseling van -e naar -i  komt ook voor
in de 'gerundio':
pedir  > pidiendo (aan het vragen)
medir > midiendo (aan het meten)
_______________________________________________________________
Enkele voorbeeldzinnen:
1. Estoy comiendo un bocadillo.
(Ik ben een broodje aan het eten.)
2.  Mis amigos están hablando por teléfono.
(Mijn vrienden zijn aan het praten via de telefoon.)
3.  Mi madre está cocinando.
(Mijn moeder is aan het koken.)
ww op -ar
ww op -er en -ir
stam + ando
stam + iendo
hablar > stam = habl >
gerundio = hablando
comer > stam = com > gerundio = comiendo
escribir > stam = escrib > gerundio = escribiendo

Slide 10 - Tekstslide

Ejemplos
Enkele voorbeeldzinnen:

1. Estoy comiendo un bocadillo.
(Ik ben een broodje aan het eten.)

2. Mis amigos están hablando por teléfono.
(Mijn vrienden zijn aan het praten via de telefoon.)

3. Mi madre está cocinando.
(Mijn moeder is aan het koken.)
LET OP!!! 

De woordvolgorde: 

De werkwoorden in een Spaanse zin staan bij elkaar. Dat is anders dan in het Nederlands:

NL: 
Ik ben in het restaurant pizza aan het eten.

SP: Estoy comiendo pizza en el restaurante.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Practicamos
Vertaal op de volgende 5 slides de Nederlandse zinnen naar het Spaans.

Gebruik estar + gerundio zoals je net hebt geleerd!

Slide 13 - Tekstslide

Ik ben aan het reizen(viajar)

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn jullie aan het doen (hacer)?

Slide 15 - Open vraag

Mijn vriend en ik zijn huiswerk aan het maken. (hacer los deberes)

Slide 16 - Open vraag

Juan is aan het schrijven. (escribir)

Slide 17 - Open vraag

Jij bent water aan het drinken. (beber)

Slide 18 - Open vraag

Gebruik estar+gerundio:
Nosotros/película/ver/una.

Slide 19 - Open vraag

Gebruik estar+gerundio:
Mis padres/en/hacer/ el supermercado/las compras.

Slide 20 - Open vraag

Gebruik estar+gerundio:
Juan y Esther/para/el/estudiar/examen.

Slide 21 - Open vraag

¿Qué están haciendo los chicos en clase?

Slide 22 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 23 - Tekstslide

Vraagwoorden

¿Qúe?                       ¿Qué está haciendo tu hermano?
¿Quién?                   ¿Quién está jugando al ajedrez?
¿Dónde?                 ¿Dónde está durmiendo Javier?
¿Quiénes?         ¿Quiénes están estudiando en la biblioteca?

Slide 24 - Tekstslide

vragende voornaamwoorden
qué / cuál(es)                - wat / welke
cómo                                 - hoe
quién(es)                         - wie
dónde                               - waar  (adónde-waarheen / de dónde- waar vandaan)
por qué                            - waarom (porque-omdat)
cuándo                            - wanneer
cuánto(-a-os-as)        - hoeveel

Slide 25 - Tekstslide

¿Qué?
¿Cuánto(s)/a(s)?
¿Cuál(es)?
¿Cómo?
¿Dónde?
¿Quién(es)?
¿Por qué?
¿Cuándo?
Hoe?
Waarom?
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Welk(e)?
Hoeveel?

Slide 26 - Sleepvraag

Slide 27 - Tekstslide

Het werkwoord "gustar"
 (A mí)    me
 (A ti)       te
 (A él,ella, uste)  le
(A nosotros)    nos       + gusta(n)
(A vosotros)      os                              (A ellos/ellas/ustedes) les

Me gusta el cine.
Me gusta jugar al fútbol.
Me gustan los deportes.

¿Cúanto te gusta?
 Me gusta mucho salir con mis amigos.
  Me gusta bastante ver la tele.

No me gusta mucho bailar.-
No me gusta  nada hacer deberes.--

Slide 28 - Tekstslide

Spaans


GUSTAR

Slide 29 - Tekstslide

Gustar
Gustar = houden van/ leuk vinden/ lekker vinden

Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN

Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp  voor het werkwoord. dit is anders dan bij een wederkerend voorwerp, lees goed de uitleg)

Slide 30 - Tekstslide

Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?

Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het  zwarte kolommetje).

vb. IK hou van pizza.
Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken. 

Slide 31 - Tekstslide

Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.

  1. Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.   vb: Me gusta el libro. / Te gusta comer pizza.
  2. Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat  meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros. / Me gustan el libro y la pizza.

Slide 32 - Tekstslide

Ontkenning
Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.

Ontkenning in het Spaans = No

De ontkenning zet je ALTIJD voor het werkwoord neer.  Dus:
(a mí) No me gusta(n)
(a ti) No te gusta(n)
(A ella) No le gusta(n)

Slide 33 - Tekstslide

¿cuánto te gusta?
muchísimo, mucho, bastante, un poco...
!No me gusta nada!

Slide 34 - Tekstslide

Eens of oneens?
A mí me gustan las naranjas. ¿Y a ti?    (Ik hou van sinassapels. En jij?
A mí también. (ik ook)
A mí no. (ik niet)

A mi padre NO le gusta la música clásica? ¿Y a tu padre?
(Mijn vader houdt NIET van klassieke muziek, en jou vader?)
A mi padre sí (mijn vader wel)
A mi padre tampoco. (mijn vader ook niet)

Slide 35 - Tekstslide

A mis abuelos no......... gusta nada montar en bicicleta.
A
te
B
les
C
me
D
le

Slide 36 - Quizvraag

A mi madre........gusta mucho nadar.
A
me
B
nos
C
os
D
le

Slide 37 - Quizvraag

Zet de woorden in de juiste volgorde:
gatos./Juan/gustan/A/le/los

Slide 38 - Open vraag

Zet de woorden in de juiste volgorde:
¿/pantalones/mis/gustan/Te?

Slide 39 - Open vraag

Verplichte opdrachten:
WB U1 Gramática
 Opdracht. 1, 2 en 4 t/m 9 
 
Si terminas/Als je klaar bent?
C2. Vocabulario unidad 1 (Quizlet) vanaf el videojuego t/m montar en bicicleta.
Estudia: Gramática unidad 1
Extra opdrachten om te oefenen:
Gerundio
Verbo gustar:



Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
TB U1 Gramática:
Opdracht 1 t/m 9


Slide 40 - Tekstslide

Deberes (Huiswerk)
  1.  Leren woorden unidad 1 (vanaf "el videojuego" t/m "montar en bicicleta"
    2.  LessonUp clase 19 Unidad 1 Gramática doornemen/leren
    3. Maken:
Verplichte opdrachten:
WB U1 Gramática
 Opdracht. 1, 2 en 4 t/m 9 
Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
TB U1 Gramática:
Opdracht 1 t/m 9



         
      
  

Slide 41 - Tekstslide


¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll


Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 43 - Open vraag


Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 44 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 45 - Open vraag

En la próxima clase...

¡Seguimos con la unidad 1!



¡Muchas gracias y hasta la próxima clase!

Slide 46 - Tekstslide

0

Slide 47 - Video