§4.2 Hulp na een tsunami
1 / 25
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke plaatbeweging zie je hier?
A
Convergent
B
Subductie
C
Transform
D
Divergent
Slide 3 - Quizvraag
Aardbevingen komen in de wereld heel vaak / heel weinig voor
A
Heel vaak
B
Heel weinig
Slide 4 - Quizvraag
Wetenschappers die aardbevingen bestuderen, heten:
A
seismografen
B
seismologen
Slide 5 - Quizvraag
Aardbevingen ontstaan alleen door het bewegen van platen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Evacueren betekent....
A
het inschatten van het gevaar door aardbevingen
B
een gebied verlaten omdat het er niet meer veilig is.
C
je zo goed mogelijk voorbereiden op een natuurramp
Slide 7 - Quizvraag
Plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint (aardbevingshaard)
A
Epicentrum
B
Hypocentrum
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Bij welke plaatbeweging verwacht je een tsunami?
A
1
B
2
Slide 10 - Quizvraag
Als je op volle zee op een groot schip vaart, merk je heel weinig van een tsunami.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Welk schaalniveau heeft de figuur?
A
Continentale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Lokale schaal
Slide 12 - Quizvraag
De beving veroorzaakt een golf met een lengte van 200 km
In ondiep water worden de golven afgeremd waardoor ze in hoogte toenemen.
Onderzeese aardbeving
Het water komt met grote kracht op het strand aan.
In diep water kunnen de golven snelheden behalen van 800 km/uur.
Slide 13 - Sleepvraag
Hoe goed ken je de begrippen van §4.1 al?
A
Best goed
B
Een beetje
C
Ik ken ze nog helemaal niet.
