Aan elkaar of los

DOEL
- je weet wanneer je twee of meer woorden los van elkaar schrijft
- je weet wanneer je twee of meer woorden aan elkaar schrijft
- je weet wat een samenstelling is
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

DOEL
- je weet wanneer je twee of meer woorden los van elkaar schrijft
- je weet wanneer je twee of meer woorden aan elkaar schrijft
- je weet wat een samenstelling is

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaat er soms fout?

Lange woorden.

Ze zien er vaak niet uit en zijn lastig te schrijven.
Daarom zijn we geneigd ze te onderbreken met een spatie. Maar dat kan weer grote gevolgen hebben voor de betekenis!

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 4 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 6 - Tekstslide

Splitsbare werkwoorden

- Aan elkaar: als de delen bij elkaar staan

- Los: als er woorden tussen de delen passen


We mochten de toets overdoen.

Heb je de opdracht al afgemaakt?


De gymlessen gaan uitvallen vandaag. - De gymlessen vallen weer uit vandaag.

Slide 7 - Tekstslide

Samengestelde zelfstandige naamwoorden

Als twee of meer woorden samen één begrip vormen, schrijf je ze aan elkaar:

schooltas

fietsbel


Als er een uitspraakprobleem is, gebruik je een koppelteken:

auto-ongeluk

Slide 8 - Tekstslide

Woorden die bestaan uit

er, daar, hier of waar + voorzetsel


- Deze woorden schrijf je aan elkaar


Het boek ligt op tafel, het ligt erop.


Slide 9 - Tekstslide

Getallen tot en met het woord 'duizend'


- Deze getallen schrijf je aan elkaar


zesenzeventig

drieëntwintigduizend

zevenduizend


groter dan duizend

Deze getallen schrijf je los:

vier miljoen

acht miljard

Slide 10 - Tekstslide

Twee voorzetsel die achter elkaar staan


- Deze voorzetsels schrijf je aan elkaar


achteruit

bovenop

tussendoor


Slide 11 - Tekstslide

Is stapel verliefd in deze zin goed geschreven?

Stijn was stapel verliefd op haar.

Slide 12 - Open vraag

Is openlucht recreatie goed geschreven in deze zin?:

Kamperen is een vorm van openlucht recreatie.

Slide 13 - Open vraag

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
a: huis vuil
b: huisvuil
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 14 - Quizvraag

Bah, wat is dit ___!
a: huis vuil
b: huisvuil
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 15 - Quizvraag

Leon moest invallen voor zijn zieke ___.
a: team genoot
b: teamgenoot
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 16 - Quizvraag

Het hele ___ van de wedstrijd.
a: team genoot
b: teamgenoot
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 17 - Quizvraag

Is het woord buikspieroefeningen juist geschreven?:
Hij doet elke morgen buikspieroefeningen.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
niveau + verschil

Slide 19 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
cosmetica + industrie

Slide 20 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
karate + examen

Slide 21 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
karate + trap

Slide 22 - Open vraag

In het kraampje langs de weg worden streekproducten, zoals jam en ___, verkocht

a: bijen honing
b: bijenhoning
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 23 - Quizvraag

Van de nectar uit bloemkelken maken
a: bijen honing
b: bijenhoning
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 24 - Quizvraag

De winkelier liet een ____ maken, nadat het oude was afgekeurd.
a: nieuw bouwplan
b: nieuwbouwplan
A
nieuw bouwplan
B
nieuwbouwplan

Slide 25 - Quizvraag

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
a: klein kind
b: kleinkind
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 26 - Quizvraag

Dit boek is geen werkboek, je mag er dus niet ___.
a: in schrijven
b: inschrijven
A
in schrijven
B
inschrijven

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
a: fotoonderschrift
b: foto-onderschrift
c: fotoönderschrift
A
fotoonderschrift
B
foto-onderschrift
C
fotoönderschrift

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
a: beantwoorden
b: be-antwoorden
c: beäntwoorden
A
beantwoorden
B
be-antwoorden
C
beäntwoorden

Slide 29 - Quizvraag