Startrekenen 1F format

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 1

Aan het einde van deze les

• weet je wat even en oneven is
• kan je met cijfers verschillende  getallen maken
• kan je de waarde van een cijfer in een getal benoemen
• kan je getallen op een getallenlijn plaatsen
• kan je de tekens <, > en = op de juiste manier gebruiken

Bij de startopdracht zie je verschillende getallen: 5000, 900, 15, 8 en 30. Wat weet jij al over getallen?

Weet je het nog?
Wat is een even getal?

1. 24
2. 67
3. 1
4. 120

Weet je het nog?
Wat is een oneven getal?

1. 56
2. 21
3. 1257
4. 2020

Welke getallen kan je allemaal maken met de volgende cijfers:
een 3, een 6 en een 4

2584: Hoeveel is de 5 waard?

1. 5
2. 50
3. 5000
4. 500

36897: Hoeveel is de 6 waard?

1. 600
2. 60.000
3. 6000
4. 60

821: Hoeveel is de 2 waard?

1. 2
2. 20
3. 200

Kleiner of groter dan: 9...........5

1. <
2. >
3. =

Kleiner of groter dan: 21.........42

1. <
2. >
3. =

Kleiner of groter dan: 34..........20+11

1. <
2. >
3. =

Kleiner of groter dan: 4x4..........8x2

1. <
2. >
3. =

Wat wist ik al?
Wat heb ik geleerd?