BK 3.3 en TH 3.2 Geloven of niet geloven en Het christendom wordt belangrijker

Het christendom wordt belangrijker
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het christendom wordt belangrijker

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les

De vorige les heb je geleerd over hoe de mensen vroeger leefde op het platteland.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom werd het christendom belangrijker in Europa tijdens de middeleeuwen?
A
Omdat iedereen verplicht werd om christen te zijn
B
Omdat steeds meer vorsten en koningen zich bekeerden tot het christendom
C
Omdat er geen andere godsdiensten meer waren
D
Omdat het christendom nieuwe uitvindingen bracht

Slide 3 - Quizvraag

Wie hielpen mee om het christelijk geloof te verspreiden?
A
Soldaten en boeren
B
Ridders en kooplieden
C
Monniken en missionarissen
D
Dokters en leraren

Slide 4 - Quizvraag

Wat was de taak van de geestelijkheid?
A
Vechten in oorlogen
B
Rechtspreken
C
Werken op het land
D
Bidden en zorgen voor het geloof

Slide 5 - Quizvraag

Wat was de taak van de boeren in de middeleeuwen?
A
Regeren over steden
B
Beschermen van het geloof
C
Voedsel verbouwen en leveren
D
Wetten maken

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen dat het christendom steeds belangrijker werd.
  • Ik kan uitleggen wat er in kloosters gebeurde.
  • Ik kan uitleggen welke 3 standen in de middeleeuwen leefden en wat zij deden.
  • Je kunt voorbeelden laten zien dat het christendom belangrijk was voor mensen in de middeleeuwen. 

Slide 7 - Tekstslide

Het christendom werd steeds belangrijker
In de vroege middeleeuwen geloofden veel mensen in Germaanse goden, zoals Donar en Freya.
Christenen noemden deze mensen heidenen.
Monniken, zoals Willibrord en Bonifatius, kwamen naar Nederland om deze mensen te bekeren tot het christendom.
Ze stichtten kloosters, waar ze leefden volgens strenge regels en het christelijke geloof verspreidden.
haagsetijden.nl

lessonup.com
+5
lessonup.com
+5

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat gebeurde er in kloosters 
  • Monniken en nonnen leefden in kloosters volgens strenge regels, zoals armoede, kuisheid en gehoorzaamheid.
  • Ze bidden en werken volgens een vast dagritme.
  • Ze verzorgden zieken, gaven onderdak aan reizigers en onderwezen kinderen.
  • Monniken waren vaak de enigen die konden lezen en schrijven en kopieerden boeken.

Slide 10 - Tekstslide

Drie standen in de middeleeuwen 
  1. Geestelijkheid 
  2. Adel
  3. Boeren

Verdere uitleg volgt....

Slide 11 - Tekstslide

Geestelijkheid
 Zij die bidden
Bestond uit monniken, priesters en de paus.

Zorgden voor het geestelijke welzijn van de mensen.

Onderhielden scholen en ziekenhuizen.

Slide 12 - Tekstslide

Adel
Zij die vechten
Bestond uit koningen, edelen en ridders.

Beschermden het land en de kerk.

Bezitters van land en macht.

Slide 13 - Tekstslide

Boeren
Zij die werken
De grootste groep in de samenleving.

Werkten op het land van de heer.

Hadden weinig rechten en waren vaak horigen.

Slide 14 - Tekstslide

 Het christendom was belangrijk voor de mensen in de middeleeuwen
Kloosters waren centra van religie, onderwijs en zorg.

Kerken en kathedralen waren het hart van de gemeenschap.

Pelgrimages: mensen reisden naar heilige plaatsen om hun geloof te tonen.

Heiligen: mensen die als voorbeeld dienden, zoals Willibrord en Bonifatius

Slide 15 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
  • Heiden: Iemand die een ander geloof aanhangt dan het christendom.
  • Monnik:  Een man die in een klooster leeft en zich aan strenge regels houdt.
  • Klooster: Een gebouw waar monniken of nonnen samenleven en werken.
  • Stand: Een groep mensen met een bepaalde taak of functie in de samenleving.

Slide 16 - Tekstslide

  • Geestelijk: Betrekking hebbend op het geloof of de kerk.

  • Paus: De hoogste leider van de katholieke kerk.

  • Adel: De rijke en machtige mensen in de samenleving.

Slide 17 - Tekstslide

Jullie gaan lezen en maken

paragraaf
BK: 3.3
TH: 3.2

Slide 18 - Tekstslide