unit 4 lesson 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

What are we going to do the rest of the year?

1. read: in the testweek you have a reading test

2. work in unit 4 of New Interface

3. talk: every one is going to have a short conversation with me in English (you can prepare for this, I'll tell you more about this on Friday!)

What are we going to do today?

1. Read: 10 minutes

2. Talk about Typical British Food (vervolg) + explanation conversation you're going to have with me

3. New Interface: Unit 4, lesson 1 (reading + grammar)

READ FOR 10 MINUTES

What kind of typical
British Food do you know?

What is high tea?

High tea 

- Pot thee op tafel met warme snacks

- Arbeidersklasse 

-  geserveerd aan tafel met stoelen met hoge rugleuningen

Afternoon tea 

- Britse traditie die rond 16:00 uur wordt geserveerd

- Hogere klasse 

- verwennerij

- Het woord ‘High’ geeft het verschil aan.

Imperative (Gebiedende wijs)

You want to tell someone they have to do something.

Sit down!

Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Je gebruikt de gebiedende wijs (in het Engels dus imperative) wanneer je iemand vertelt wat diegene moet doen. 

Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

 The Imperative

De Gebiedende Wijs

Imperative (Gebiedende wijs)

You want to tell someone they have to do something.

Sit down!

Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Sit down!                            Ga zitten!

Open your books!            Doe je boeken open!

Be quiet!                             Wees stil!

Eat your meal!                   Eet je maaltijd op!

 The Imperative

De Gebiedende Wijs

Imperative (Gebiedende wijs)

You want to tell someone they have to do something.

Sit down!

Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

 The Imperative

De Gebiedende Wijs

Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen.

Sit down! 

Open your books!

Be quiet!

Don't sit down! 

Don't open your books!

Don't be quiet!

Wees op tijd!

1. You have to be on time.
2. You are on time.
3. Be on time.
4. Come in the right time.

Ga naar boven!

1. You go upstairs
2. Go upstairs
3. Go down
4. Up stairs

Niet drinken hier!

1. You can't drink here!
2. Drink here!
3. Drink not here.
4. Don't drink here.

Schiet op!

1. Shoot up
2. Hurry up
3. Hurry on
4. You have to hurry up

Vertaal: Lees je boek!
(to read)

Vertaal: Poets je tanden!
(to brush)

Vertaal: Niet praten!
(to talk)

To do:

Reading: Unit 4, lesson 1, ex. 3, 4 and 5

Grammar: Unit 4, lesson 1, ex. 9 and 10