Les 1

Hoofdstuk 10 Werktuigen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 10 Werktuigen

Slide 1 - Tekstslide

Krachten zien
Als er een kracht op je lichaam wordt uitgeoefend, kun je dat vaak voelen. Bijvoorbeeld:
• als iemand je een duw geeft;
• als het stevig waait;
• als je in een auto zit die plotseling snel optrekt;
• als je een tennisbal tegen je hoofd krijgt.

Kracht : Hoe voorwerpen elkaars vorm en/of beweging veranderen

Slide 2 - Tekstslide

Verschillende krachten

Veerkracht: zit in een trekveer. Veren rekken uit door de kracht. (Fv)

Spierkracht: wordt geleverd door spieren. (Fsp)

Spankracht : als je een touw strak trekt komt de kracht van het touw vrij. (Fs)

Zwaartekracht : De kracht die een planeet levert om jouw op de planeet te houden. (Fz)

Magnetische krachten: De kracht die uit magneten komt. De noordpool en de zuidpool trekken elkaar aan. (Fm)




Slide 3 - Tekstslide

krachtenpijl
We beelden krachten uit in afbeeldingen met een pijl.

Je moet met 3 dingen rekening houden:
• Het aangrijpingspunt van de pijl geeft aan waar de kracht wordt uitgeoefend.
• De richting van de krachtenpijl geeft aan in welke richting de kracht werkt.
• De lengte van de krachtenpijl geeft aan hoe groot de kracht is.

Slide 4 - Tekstslide

Aangrijpingspunt




Aangrijpingspunt : Geeft het punt aan waar de kracht aangrijpt.


Slide 5 - Tekstslide

richting

Richting : Geeft aan in welke richting een kracht werkt.


De richting wordt aangegeven doormiddel van de pijl. Waar hij naar wijst dat is de kant de kracht heen werkt. 



Slide 6 - Tekstslide

Lengte

Lengte : Geeft aan hoe groot de kracht is.

De lengte van de pijl bepaalt hoe groot de kracht is.

Hoe groter de kracht hoe langer de pijl getekend moet worden. 

Let hierbij wel op de krachtenschaal.



Slide 7 - Tekstslide

Krachten tekenen vanaf juiste aangrijpingspunt.
Meeste krachten grijpen aan waar de voorwerpen/personen elkaar aanraken.

Zwaartekracht grijpt altijd aan in het middelpunt van een voorwerp/persoon.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

krachtenschaal
Dit betekend 
komt overeen 
met

Slide 10 - Tekstslide

Kracht tekenen
Om met krachtenschalen te werken helpt het om hiervoor een formule te gebruiken.

Kracht = lengte krachtenpijl * kracht krachtenschaal

Als ik een pijl van 5cm heb en gebruik de krachtenschaal die hiernaast te zien is kan ik uitrekenen hoe groot de kracht is.
5*50 = 250 N

Slide 11 - Tekstslide

veren
Als je een gewicht aan een veer hangt trekt de zwaartekracht de veer uit. 

Als het blokje stil hangt is de veerkracht even groot als de zwaartekracht. 

De uitrekking van de veer is het aantal centimeter dat de veer langer wordt.

Als de veer 2x zo groot wordt is de kracht ook 2x zo groot. 

Slide 12 - Tekstslide

uitrekking : Het aantal centimeter dat een veer langer wordt als je er gewichtjes aan hangt.
De uitrekking geeft dus aan hoe groot de kracht op de veer is. Dat betekent dat je met een spiraalveer de grootte van de kracht kunt meten.

Slide 13 - Tekstslide

veerunster
De uitrekking van een veer staat in verband met de grote van de kracht. 
Hoe verder de veer uitgetrokken is hoe groter de kracht vaak is. 

Met een veerunster kunnen we krachten meten. De uitrekking van de veer geeft dan aan hoe groot de kracht is. 

Boven in de veerunster is de kracht 0 N want de veer is nog niet uitgetrokken. 

veerunster= krachtmeter
slappe veer = rekt makkelijk uit, meet kleine krachten
stugge veer = rekt moeilijk uit, meet grote krachten

Slide 14 - Tekstslide

Hoe pak je zo'n vraag aan?
In de tabel  zie je een deel van Willem zijn meetgegevens.
Vul de tabel verder in.

Slide 15 - Tekstslide

Stap 1: vul de "makkelijke" gegevens in
Het aantal gewichtjes kan je tellen in de afbeelding, dit kan je dus makkelijk invullen.

3
4
5

Slide 16 - Tekstslide

Stap 2: zoek een verband.
Je ziet dat als het gewichtje 1 stap toeneemt de kracht ook 0,15N toeneemt
Dit is een verband!
3
4
5

Slide 17 - Tekstslide

Stap 2: zoek een verband.
Je ziet dat als het gewichtje 1 stap toeneemt de kracht ook 0,15N toeneemt
Dit is een verband!
3
4
5
0,45
0,60
0,75

Slide 18 - Tekstslide

Stap 3: Zoek nog een verband.
De uitrekking wordt bij 1 gewichtje 1,2 cm uitgerekt dat betekend dat bij 2 gewichtjes dit dubbel zo veel is namelijk 1,2+1,2 = 2,4
3
4
5
0,45
0,60
0,75
2,4

Slide 19 - Tekstslide

Stap 3: Zoek nog een verband.
Bij 3 gewichtjes komt er dus weer een uitrekking bij van 1,2 cm
2,4+1,2= 3,6 cm
enzovoort
3
4
5
0,45
0,60
0,75
2,4
3,6
4,8
6,0

Slide 20 - Tekstslide

zwaartekracht
Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen met de formule:

zwaartekracht = massa van het voorwerp × sterkte van de zwaartekracht


In deze formule is:
• Fz de zwaartekracht op een voorwerp in newton (N);
• m de massa van het voorwerp in kilogram (kg);
• g de sterkte van de zwaartekracht in newton per kilogram (N/kg).

Het symbool g komt van gravitatie = zwaartekracht. Op aarde heeft g de waarde 10 N/kg, waar je ook bent.




Slide 21 - Tekstslide

Zwaartekracht
massa     *         10

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdstuk 10 Werktuigen

Slide 23 - Tekstslide