Minor A1 unidad 5 parte 2 do 24 sept

Programma
Herhaling/preguntas parte I

- Het lijdend voorwerp
Hoeveelheden en verpakkingen

- SE + 3e persoon
- Kloktijden




Unidad 5
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Programma
Herhaling/preguntas parte I

- Het lijdend voorwerp
Hoeveelheden en verpakkingen

- SE + 3e persoon
- Kloktijden




Unidad 5

Slide 1 - Tekstslide


       ¿Prefieres el vino blanco o tinto?
        Prefiero el blanco, ¿y tú?
       Yo también./ Yo tinto

Slide 2 - Tekstslide

1. El fútbol o el baloncesto
2. La pizza o las patatas fritas
3. Ver películas o leer un libro
4. El frío o el calor
5. El hip-hop o el pop
6. La música de Beyoncé o la música de Adele
7. Hablar español o hablar alemán

Slide 3 - Tekstslide

Nr. 18 WB p.48 Vervoeg de werkwoorden
Almorzar (ue)     Preferir (ie)   Probar (ue)    Querer (ie)

Slide 4 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Er volgt nu een lastig onderwerp..

Slide 6 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp  Nr. 8ab TB p. 47

Slide 7 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp  Nr. 8c TB p. 47

Slide 8 - Tekstslide

Los bares en España Nr. 12a TB p.49

Lees de tekst en omcirkel steeds de meest logische optie
1. a las 6:30/ a las 8
2. tostadas/bocadillos
3. entre la 1 y las 2/entre las 2 y 2:30
4. un menú barato/solo un bocadillo
5. todo el día/ por la tarde
6. a partir de las 8:30/entre las 8 y las 10.
7. estudiantes/turistas
8. ver la tele/sentarse en la mesa de otras personas
¿Qué significa?
En un bar se toma café.
También se comen tapas.
men/ er wordt
31
controle:

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf het volgende getal op
"520"

Slide 10 - Open vraag

Geef het juiste pers. vnw. als lijdend voorwerp.
Compro el bolso en la tienda
A
los
B
la
C
el
D
lo

Slide 11 - Quizvraag

Elisa compra una silla para la playa
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Elisa
B
compra
C
una silla
D
la playa

Slide 12 - Quizvraag

¿Quién compra las naranjas?
A
Yo las compro
B
Los compro yo
C
Yo los compro

Slide 13 - Quizvraag

¿Quiere probar el pollo, señor Hezel?
A
Si, quiero lo probar
B
Si, querer lo probar
C
Si, lo quiero probar

Slide 14 - Quizvraag

Quiero aceitunas
A
¿Los quiere verdes o negras?
B
¿Las quiere verdes o negras?

Slide 15 - Quizvraag

Geef het juiste pers. vnw. als lijdend voorwerp.
Voy a regalar el bolso
A
los
B
la
C
el
D
lo

Slide 16 - Quizvraag

Geef antwoord op deze vraag
"¿Algo más?
A
Aquí tiene
B
Son dos euros
C
Si, un mango, por favor
D
Si, gracias

Slide 17 - Quizvraag

Geef antwoord op deze vraag
"¿Qué lleva?
A
mayonesa y ketchup
B
son gambas
C
Para mí un café, por favor
D
se come frío

Slide 18 - Quizvraag

la hora nr. 13 TB p. 49
¿Qué hora es?                                               Hoe laat is het?
-Es la (una)                                                     Het is..
-Son las (dos, tres, cuatro, etc)
¿Tiene hora?
¿A qué hora …?                                             (Om) hoe laat...?
A la una (y....)                                                  Om... uur
A las (dos, tres, cuatro, etc)                  

Slide 19 - Tekstslide

decir la hora

Slide 20 - Tekstslide


32
33
34
35
36
37
por la mañana
al mediodía
por la noche

Slide 21 - Tekstslide

Hoe vertaal je de volgende zin?

In Nederland ontbijt men om 8 uur 's ochtends.

Slide 22 - Open vraag

Hoe vertaal je de volgende zin?

In Nederland eet men broodjes tussen de middag.

Slide 23 - Open vraag

Hoe vertaal je de volgende zin?

In Nederland luncht men een salade om 13 uur.

Slide 24 - Open vraag

Hoe vertaal je de volgende zin?

In Nederland eet men (avondeten) om 18.30 uur.

Slide 25 - Open vraag

¡A practicar! 
En grupos:

En el bar
  • 7b TB, 17 WB
¿A qué hora?
  • oef 24 WB
Lijdend vw  
  • 21,22 WB

Slide 26 - Tekstslide

Na werk in groepjes
Vragen? Onduidelijkheden?

Con la profesora: Oefening 20 en 25



Slide 27 - Tekstslide

Deberes/huiswerk

 Reglas y Sistemas unidad 5 + test pag. 53
+ Alle oefeningen die niet gemaakt zijn tijdens de online les.

Denk ook aan versie 2 van de schrijfopdracht en aan de Tussentijdse toets van unidad 3+4

Slide 28 - Tekstslide