Herhalingsles H1,2,3 Lezen Woordenschat Taalverzorging

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Herhalingsles

Hoofdstuktoets 1, 2, 3

Een tegenstelling

Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.

Signaalwoorden als:

 echter, toch, maar, daarentegen en hoewel

helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.

Tijdsvolgorde tekstverband

Geeft de volgorde aan waarin gebeurtenissen plaatsvinden.

Eerst gingen de leerlingen in stilte aan het werk. Daarna gingen ze zachtjes fluisteren. Ten slotte waren ze allemaal hardop aan het praten.

Wat zijn tekstverbanden?

1. Een verbandje om een tekst
2. Een stukje tekst
3. Twee stukjes tekst
4. Verschillende stukjes tekst die iets met elkaar te maken hebben

Zoek tekstverband:

Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.n.

1. tijdsvolgorde
2. tegenstelling

Wat is GEEN tekstverband?

1. tijdsvolgorde
2. zelfstandig naamwoord
3. synoniem
4. tegenstelling

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde

1. eerst, daarna, nadat
2. toen, maar, omdat

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellendverband?

1. maar, tegenover
2. daarentegen, toch
3. echter, hoewel
4. ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant

  Om welk tekstverband gaat het?

1. tijdsvolgorde
2. tegenstelling

Van welk tekstverband is
maar
een signaalwoord?

______________

1. Tegenstelling
2. tijdsvolgorde

Van welk tekstverband is
toch
een signaalwoord?

______________

1. Tegenstelling
2. tijdsvolgorde

Hoofdzaken en bijzaken

Hoofdzaken	De belangrijkste informatie. Je kunt hoofdzaken vinden in kernzinnen . Hoofdzaken zet je in je samenvatting.
Bijzaken	Dit zijn bijvoorbeeld voorbeelden bij de kernzin . Kan ook gaan om uitleg. Dit zet je niet in je samenvatting.

Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.
Bijzaken kunnen zijn:

1. voorbeelden
2. belangrijke informatie
3. herhaling
4. uitleg

Wat zijn hoofdzaken?

1. De belangrijkste punten van een tekst
2. De plaatjes
3. Argumenten, voorbeelden en uitleg
4. Alle tussenkopjes samen

Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.

Wat zijn geen bijzaken?

1. voorbeelden
2. de gegevens in de kernzinnen
3. details
4. uitleg

Voorvoegsels 

• non-, on-, mis-, wan-, her-, ex-, inter- zijn voorbeelden van voorvoegsels. 
• Voorvoegsels kun je voor een woord plakken ('voegen'), waardoor de betekenis verandert.
• Soms verandert het woord een beetje door het toevoegen van een voorvoegsel.
• Bijvoorbeeld:
• non-stop: zonder te stoppen
• herexamen: opnieuw examen doen
• wanorde: slechte orde
• interland: tussen twee landen
• hypermodern: heel erg modern

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

1. zonder
2. opnieuw
3. tegen
4. verkeerd

Wat is het voorvoegsel in 'onmisbaar'?

1. onmis-
2. -mis-
3. on-
4. -baar

Wat betekent het voorvoegsel 'hyper'?

1. bijzonder
2. apart
3. heel erg
4. de piep

Een voorvoegsel is een...

1. voorzetsel
2. een deel van het woord met eigen betekenis
3. een deel van het woord zonder eigen betekenis
4. bijvoeglijk naamwoord

Wat betekent het voorvoegsel 'her-'

1. klein
2. opnieuw
3. niet
4. slecht

Wat betekent het voorvoegsel "non"?

1. iemand uit een klooster
2. niet
3. opnieuw
4. tussen

Lidwoord           Zelfstandig naamwoord Werkwoord 

de                        inkomsten                          besparen

een                      kaartje                                 controleren

het                       ramp                                   deelnemen

                             voetbalveld                         zwemmen

                             =

                             Mens, dier, ding                Wat je doet

                             of plant

Lidwoord

Noem een lidwoord:

zelfstandig naamwoorden

Verwijswoorden

Kies het juiste verwijswoord:

mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.

het-woorden (onzijdig)	het, zijn	dat, dit
de-woorden (mannelijk)	hij, hem, zijn	die, deze
de-woorden (vrouwelijk)	zij/ze, haar	die, deze
meervoud	zij/ze, hen, hun	die, deze

Wat is een verwijswoorden?

1. Het zijn signaalwoorden en tekstverbanden.
2. Het zijn woorden die verwijzen naar de persoonsvormen.
3. Het zijn woorden die verwijzen naar een woord dat je eerder in de tekst gebruikt hebt.
4. Het zijn woorden zoals maar, omdat, vanwege etc.

wat zijn verwijswoorden ?

1. de
2. deze
3. zij
4. dat

hij, die, deze, zijn
zijn verwijswoorden voor een...

1. mannelijk de-woord meervoud
2. vrouwelijk de-woord enkelvoud
3. mannelijk de-woord enkelvoud
4. onzijdig het-woord enkelvoud

Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):

ik-vorm	ik werk, werk jij?	ik loop, loop jij?
ik-vorm + t	hij/zij/het/jij werkt	hij/zij/het/jij loopt
Hele werkwoord	wij/jullie/zij werken	wij/zij/jullie lopen

PVTT staat voor....

1. praktisch voorstel tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm tijd toenemend
3. persoonsvorm tegenwoordige tijd

pvtt

Daar (worden) je toch gelukkig van?

1. word
2. wordt

Hij (geloven, pvtt) mij niet.

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofdt

pvtt

Ik (vinden) dat helemaal niet.

1. vind
2. vindt

Welke van de vier opties is een pvtt?

1. loopt
2. gelopen
3. verhuisd
4. lopend

Arnold (ruilen) zijn auto in. (PVTT)

1. ruilde
2. ruild
3. ruilt
4. ruildt

Wie _____(durven pvtt) er niet in de achtbaan?

1. durfd
2. durft
3. durfdt
4. geen idee

Verlengproef

Weet je niet of het met een -t of -d geschreven wordt?

Als het geen persoonsvorm is, doe je de verlengproef

Maak het woord langer

Wat zijn voltooide deelwoorden?

1. schrijven
2. gedacht
3. overkomen
4. verteld

Wat is geen voltooid deelwoord?

1. Gelopen
2. Verzorgd
3. Gewerkt
4. Worden

Wat is een voltooid deelwoord?

1. werkwoord
2. de , het , een
3. persoonsvorm
4. zelfstandig naamwoord

Een voltooid deelwoord ...

1. staat altijd aan het begin van een zin
2. staat vaak in het midden van een zin
3. staat meestal aan het eind van een zin

Werkwoordspelling

tegenwoordige tijd

verleden tijd

voltooide tijd

Tegenwoordige tijd

Het gebeurt nu 

Gebruik het werkwoord 'lopen' 

voltooide tijd

Het is geweest 

Altijd een werkwoord hebben of zijn 

ge, be, ver, ont, her

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Wij (zetten) de pot op tafel.

Verleden tijd

Het is geweest

ik-vorm + de(n)

ik-vorm + te(n)

Werkwoordspelling

Tegenwoordige tijd	' werk werkt werken'
Verleden tijd	ik-vorm + de(n) ik-vorm + te(n)
Voltooide tijd	hebben / zijn ge, be, ver, ont, her

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).

1. betaalt
2. betaald

Ik 

Hij

vind 

vindt

loop

wordt

loopt

word

antwoordt

antwoord

biedt

bied