Les 6 H2. Havo/vwo - 1hvf

Na 3 minuten...
  • Telefoons in de telefoontas
  • Chromebook gestart
  • In je 1-blik agenda controleren/opschrijven:

Dinsdag 15 jan: 
Learnbeat maken: 2.10. Opdr. 1 t/m 6
Inleveren portfolio H2 via Google Classroom voor 23.59u

Toetsweek = Lesboekstof H2. Par 1 t/ 4 & Basisboeknummers + H5. Par 1 en 2. + Basisboeknummers.






timer
3:00
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Na 3 minuten...
  • Telefoons in de telefoontas
  • Chromebook gestart
  • In je 1-blik agenda controleren/opschrijven:

Dinsdag 15 jan: 
Learnbeat maken: 2.10. Opdr. 1 t/m 6
Inleveren portfolio H2 via Google Classroom voor 23.59u

Toetsweek = Lesboekstof H2. Par 1 t/ 4 & Basisboeknummers + H5. Par 1 en 2. + Basisboeknummers.






timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waar hebben we het de vorige les over gehad?

Slide 4 - Tekstslide

Noem de 4 Klimaten

Slide 5 - Woordweb

Verschillende klimaten
Poolklimaat
Het is het hele jaar koud en in de zomer niet warmer dan 10°C
Er valt weinig neerslag, wat er valt is meestal sneeuw
Tropisch klimaat
Het is het hele jaar warm, het is nooit kouder dan gemiddeld 18°C
Veel neerslag, soms een deel van het jaar droog
Gematigd klimaat
Gematigd, dus tussen koud en warm in
Het hele jaar of deel van het jaar neerslag
Droog klimaat
Soms is het erg heet, soms minder warm
Geen of bijna geen neerslag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

H5 Par. 1- de invloed van de Golfstroom 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

De Golfstroom (1)
Langs het westen van Europa loopt een warme zeestroom (de Golfstroom) 
Deze stroming brengt warm zeewater van de evenaar naar het noorden.

Slide 10 - Tekstslide

De Golfstroom (2)
Eenmaal in het noorden aangekomen is de Golfstroom afgekoeld en stroomt als koude zeestroom langs Noord-Amerika.

Slide 11 - Tekstslide

Waarom zijn gebieden aan zee 's winters warmer en 's zomers kouder dan gebieden in het binnenland?

Slide 12 - Open vraag

Verschillen tussen land en zee
Land warmt snel op en koelt snel af

Zeewater warmt langzaam op en koelt langzaam af

Slide 13 - Tekstslide

Aflandige wind in de winter is warm
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen
Wat? Learnbeat: 
2.9: 
herhaling opdr 1 t/m 3
Hoe? Zs
Hoelang? 10 min.
Hulp? steek je vinger op 
Klaar? .2.9: Zelftoets opdr 1/tm5 Daarmee klaar?
Verder werken portfolio. 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

H5 Par. 2- Relief en klimaat 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kaart reliëf Europa
Wat valt je op als je kijkt naar het reliëf van Nederland?
Weet jij de naam van dit gebergte?
Weet jij de naam van dit gebergte?

Slide 19 - Tekstslide

Temperatuur en reliëf
Het reliëf heeft invloed op de temperatuur
De temperatuur gaat per 100 m. met 0,6 °C omlaag
Onthouden: hoe hoger hoe kouder!

Slide 20 - Tekstslide

Waarom is het kouder boven op een berg? 
Hoger is toch dichter bij de zon?
De zon verwarmt niet de lucht maar het aardoppervlak. Lucht neemt bijna geen zonnewarmte op, het aardoppervlak wel. De lucht wordt dus vanaf de grond opgewarmd! Hoe verder je van het aardoppervlak zit, hoe kouder. De zon staat bovendien 150 miljoen kilometer van de aarde... die bergtop maakt niks uit op die afstand.

Een andere reden voor de lage temperatuur op de berg is dat de lucht daar dunner is, ook wel ijler genoemd. Er is minder lucht, daardoor is de luchtdruk lager en worden de luchtdeeltjes minder samengedrukt dan onderaan de berg. Hoe minder lucht wordt samengedrukt, hoe kouder het is.  

Slide 21 - Tekstslide

Neerslag en reliëf
Een gebergte kan de scheiding vormen tussen een gebied waar het veel regent en een droog gebied.
Hoe werkt het?
Vochtige lucht van zee moet opstijgen tegen een gebergte. Lucht die opstijgt koelt af (hoe hoger hoe kouder) en het gaat regenen: stuwingsregen

De natte kant van een gebergte heet: loefzijde (windkant)
Aan de andere kant van het gebergte valt bijna geen neerslag omdat de lucht hier weer daalt. Dalende lucht warmt op, waterdruppels worden weer waterdamp: het is hier droog. We zeggen ook wel dat dit gebied in de regenschaduw ligt.
De droge kant van een gebergte heet: lijzijde

Kijk op de volgende dia om de tekening te zien die dit uitlegt.

Slide 22 - Tekstslide

Reliëf & temperatuur
- Scandinavisch Hoogland heeft een noord-zuidligging.
- In Bergen is het nooit heel koud. Dat komt door de invloed van de Golfstroom en de westenwinden.
- Verder naar het oosten ligt Lillehammer, daar is het ‘s winters erg koud, de aanlandige wind heeft daar geen invloed meer. --- De Noorse havens vriezen niet dicht, maar die in Zweden, aan de oostkust, wel.
- In de zomer is het in Noorwegen juist koeler en in Zweden warmer.
- Het verband tussen reliëf en temperatuur is: hoe hoger, hoe kouder, per 100 m omhoog gaat de temperatuur met 0,6 ºC naar beneden. 

Slide 23 - Tekstslide

Reliëf & neerslag
- Door de bergen ontstaan stuwingsregens aan de Noorse westkust.
Het regent daardoor veel. 
- Aan de andere kant valt minder neerslag.
Dit is de kant van de regenschaduw. 
- Als er geen bergen zijn, kunnen aanlandige winden ver het binnenland binnendringen. Dit komt veel voor in het laagland van
West- en Oost-Europa. Hoe verder naar het oosten, hoe minder neerslag
de winden kunnen meenemen. 

- Zelfs in het vlakke Nederland speelt reliëf een rol. In gebieden die hoger
liggen valt meer neerslag, zoals Zuid-Limburg en de Veluwe.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat is reliëf?

Slide 28 - Open vraag

Er zijn 4 vormen reliëf van hoog naar laag 
1- hooggebergte > 1500m
2- middelgebergte 500-1500m
3- heuvelland 200-500m
4- laagland < 200m

Slide 29 - Tekstslide

Welke reliëf-vormen kun je in Nederland aantreffen?
A
Hooggebergte
B
Middelgebergte
C
Heuvelland en laagland
D
Er is geen reliëf in Nederland, het is plat

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem je deze vorm van een gebied?
A
Eiland
B
Continent
C
Gelede kust
D
Schiereiland

Slide 31 - Quizvraag

Europa heeft 4 grote schiereilanden:
1- het Iberisch Schiereiland (Spanje+Portugal)
2- Italië 
3- Scandinavisch Schiereiland
4- Griekenland 

Slide 32 - Tekstslide

Waarom valt de meeste neerslag altijd aan de loefzijde van de berg?

Slide 33 - Open vraag

Waarom valt er aan de lijzijde weinig neerslag?

Slide 34 - Open vraag

Hoe noem je deze reliëf vorm?
A
Hooggebergte
B
Middelgebergte
C
Heuvelland
D
Laagland

Slide 35 - Quizvraag

De havens in Zweden vriezen dicht in de winter en de havens in Noorwegen niet. Hoe kan dat?
A
De Zweedse havens liggen veel hoger
B
De Zweedse havens liggen achter een gebergte, daar is het kouder
C
De Noorse havens profiteren van de warme Golfstroom
D
De Noorse havens zijn kleiner

Slide 36 - Quizvraag

Stuwingsneerslag is neerslag dat opstijgt tegen een gebergte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Loefzijde is hetzelfde als regenschaduw
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Een gebergte kan neerslag en temperatuur tegenhouden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Video

Wat houd de Golfstroom in?
A
Zeestroom vanaf Hawaii naar West-Europa
B
Zeestroom van Golf van Mexico naar West-Europa
C
Zeestroom doordat de wind uit één richting waait
D
Zeestroom wat zorgt voor hoge golven

Slide 41 - Quizvraag

Welke 3 begrippen horen bij stuwingsneerslag
A
warme vochtige lucht, condensatie, neerslag
B
koude droge lucht, condensatie, regen
C
stijgende lucht vanaf de lijzijde, neerslag, wolkbreuk
D
Wind vanaf land, weinig wolken, veel neerslag

Slide 42 - Quizvraag

Wat zijn middelgebergten
A
Gebied met bergtoppen tussen de 1000 en 1500 meter
B
Gebied met bergtoppen tussen de 750 en 1500 meter
C
Gebied met bergtoppen tussen de 500 en 1000 meter
D
Gebied met bergtoppen tussen de 500 en 1500 meter

Slide 43 - Quizvraag

Wat is reliëf
A
hoogteverschillen tussen mensen
B
hoogteverschillen in het landschap
C
hoogteverschillen tussen gebouwen in het landschap
D
hoogteverschillen op het platteland

Slide 44 - Quizvraag

Wat is typerend voor een Middellandse Zeeklimaat
A
Zeeklimaat, natte zomers, lage temperaturen
B
Zeeklimaat, droge zomers, hoge temperaturen
C
landklimaat, natte zomers, lage temperaturen
D
landklimaat, droge zomers, hoge temperaturen

Slide 45 - Quizvraag

Wat verstaan we onder luchtstreek?
A
Temperatuurzone op aarde, tropen, gematigde zone poolstreken
B
Landen met dezelfde lucht zoals Nederland, België, Luxemburg
C
Lucht op aarde zoals tropische lucht, poollucht en gematigde lucht
D
lucht vanuit een bepaalde richting

Slide 46 - Quizvraag

Van welk klimaat is hooggebergte een kenmerk?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Hooggebergteklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 47 - Quizvraag

Als je 100 meter omhoog gaat, en het was 10ºC, hoe warm is het nu?
A
10,6ºC
B
16ºC
C
9,4ºC
D
4ºC

Slide 48 - Quizvraag

Oefenen
Wat? Learnbeat: 
2.10: 
herhaling opdr 1 t/m 6
Hoe? Zs
Hoelang? 15 min.
Hulp? steek je vinger op 
Klaar? Verder werken portfolio. 
timer
15:00

Slide 49 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je vandaag hebt geleerd..

Slide 50 - Open vraag