Beeldspraak

Josefien 25
Vera 19
Brent 20
Thijn 21
Dyllan 22
Jesse 23
Ruben 24
Kiki 13
Yacob 14
Loïs 15
Maud 16
Lars 17
Vince 18
Nienke 7
Bastiaan 8
Karlijn 9
Lynn 10
Emma 11
Mere 12
Naomi 1
Anne-Fleur 2
Tim 3
Giulia 4
Ties 5
Thomas 6
Docent
Bord
2H4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Josefien 25
Vera 19
Brent 20
Thijn 21
Dyllan 22
Jesse 23
Ruben 24
Kiki 13
Yacob 14
Loïs 15
Maud 16
Lars 17
Vince 18
Nienke 7
Bastiaan 8
Karlijn 9
Lynn 10
Emma 11
Mere 12
Naomi 1
Anne-Fleur 2
Tim 3
Giulia 4
Ties 5
Thomas 6
Docent
Bord
2H4

Slide 1 - Tekstslide

1
LessonUp
Maken h2 online, daarna h1 online
Laatste 10 minuten lezen



Momentje vrij? Boek erbij!

Doel: vergelijking herkennen en begrijpen
Metaforen en personificaties herkennen en begrijpen
Benodigheden: laptop, boek, schrift, pen blz. 56
Verlengde instructie: scores doorgeven!

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak
- vergelijking
- metafoor
- personificatie

Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je bedoelt niet letterlijk wat je zegt, maar gebruikt beelden om iets sterker uit te drukken. In deze LessonUp komen drie vormen van beeldspraak voorbij: de vergelijking, de metafoor en de personificatie.

Slide 4 - Tekstslide

De vergelijking
Bij een vergelijking gebruik je een beeld om 
eigenschappen van iets of iemand (het object) 
te benadrukken. 
Hoe groot een hond (object) is, bijvoorbeeld, 
kun je aangeven door hem te vergelijken 
met een kalf (beeld).

Slide 5 - Tekstslide

"De jongen die een tien had gehaald was zo trots als een pauw."
Wat is hier het object?
A
De jongen
B
een pauw

Slide 6 - Quizvraag

"Het 'neuzen' van eskimo's is al zo oud als de weg naar Rome."
Wat is hier het beeld?
A
Het 'neuzen' van eskimo's
B
de weg naar Rome

Slide 7 - Quizvraag

De metafoor
De metafoor is uiteraard ook een vorm van beeldspraak. 
Hij lijkt ook een beetje op de vergelijking, maar het object ontbreekt hierbij: alleen het beeld wordt genoemd. Spreekwoorden en veel vaste uitdrukkingen
zijn metaforen. Denk bijvoorbeeld aan: 
'De appel valt nooit ver van de boom.' 

Slide 8 - Tekstslide

Welke zin bevat een metafoor?
A
Jouw ogen zijn als sterren.
B
Wat een boom van een kerel.
C
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
D
Dat meisje lijkt wel een prinses, zo elegant!

Slide 9 - Quizvraag

"Wie de schoen past, trekke hem aan."
Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 10 - Quizvraag

"Dat oude dametje is zo mager als een lat." Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 11 - Quizvraag

Personificatie
De personificatie is een bijzondere vorm van beeldspraak. Hierbij doen we net alsof levenloze dingen iets kunnen wat mensen kunnen. Denk bijvoorbeeld aan tijd die voorbij kruipt,
of aan wind die huilt. Kruipen
en huilen zijn dingen die mensen
wél kunnen, maar dingen niet.

Slide 12 - Tekstslide

"Wolken en zon spelen haasje over."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

"Het papier is geduldig."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

"De leerlingen uit havo 2 gebruiken bij tekenen altijd sprekende kleuren!" Waarom is dit een personificatie?

Slide 15 - Open vraag

1
LessonUp
Maken h2 online, daarna h1 online
Laatste 10 minuten lezen



Momentje vrij? Boek erbij!

Doel: vergelijking herkennen en begrijpen
Metaforen en personificaties herkennen en begrijpen
Benodigheden: laptop, boek, schrift, pen blz. 56
Verlengde instructie: scores doorgeven!

Slide 16 - Tekstslide