Argumentatie 1 3HAVO

Argumentatie 1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Argumentatie 1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van deze les:
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen wat een standpunt en een argument is;
  • het verschil uitleggen tussen objectieve en subjectieve argumenten;
  • in een tekst aangeven of een argument objectief of subjectief is;
  • drie argumentatiestructuren herkennen:
- enkelvoudige argumentatie
- nevenschikkende argumentatie
- onderschikkende argumentatie




Slide 2 - Tekstslide

    Startvraag
 Wie vindt dat school pas om 10:00 uur zou moeten beginnen? Waarom?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een standpunt en wat is een argument?

Uitleg:
Een standpunt is wat je vindt.
Een argument is waarom je dat vindt.

Voorbeeld:
Standpunt: School moet later beginnen.
Argument: Omdat jongeren te weinig slaap krijgen.
👉 Je gebruikt een argument om je standpunt duidelijk en overtuigend te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is argumentatie?
Een schrijver wil soms anderen overtuigen van zijn mening.
Dat doet hij met argumenten: dat zijn redenen waarom hij iets vindt.
Bijvoorbeeld:
School moet later beginnen, omdat jongeren meer slaap nodig hebben.

De mening (standpunt) is: school moet later beginnen.
De reden (argument) is: jongeren hebben meer slaap nodig.
📌 Argumentatie betekent dus:
👉 Je mening onderbouwen met goede redenen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een objectief (feitelijk) argument?
Een objectief argument  is een reden die gebaseerd is op feiten, en die je kunt controleren of bewijzen.”
Het gaat om een feit, of iets dat bewezen is met onderzoek of cijfers.

📌 Voorbeeld:
De iPhone 11 is het goedkoopst bij Tele2,
volgens de prijsvergelijkingssite iPhone Deals.
✅ Je kunt dit opzoeken en controleren, dus het is een feitelijk (objectief) argument.

Onthoud:
Als je kunt zeggen “dat kun je checken”, dan is het een objectief argument.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een subjectief (waarderend) argument?
Een subjectief argument is gebaseerd op een mening of gevoel.
Je kunt het niet controleren of bewijzen. Mensen kunnen er verschillend over denken.
Voorbeeld:
  • Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen.
  • Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!
✅ Dit zijn een subjectieve argumenten, want ze laten zien wat iemand vindt – geen controleerbare feiten.

Tip:
       Kun je het er mee oneens zijn? Dan is het meestal subjectief.

Slide 7 - Tekstslide

LET OP!
Een objectief ( feitelijk) argument hoeft niet altijd waar te zijn.
Het gaat erom dat de spreker iets presenteert als een feit, iets dat je kunt controleren.

📌 Voorbeeld:

Klimaatverandering is de schuld van de mens.
→ Dit lijkt een feit, maar het kan onderwerp van discussie zijn. Het wordt als feit gepresenteerd.

🔶 Een subjectief (waarderend) argument geeft aan of iets goed of slecht, mooi of lelijk, of eerlijk of oneerlijk is.
      Er zit altijd een mening of gevoel in.
Voorbeeld:
Het is belachelijk dat mensen vlees eten.
→ Dit is duidelijk een waarderend (subjectief) argument: het zegt iets over wat iemand vindt.

Slide 8 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Een schrijver onderbouwt zijn mening (standpunt) met één argument.

mening ( standpunt)
 argument

Voorbeeld:   Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Mening( standpunt): Zij moet de opvolgster worden van onze coach.

Argument (reden waarom):   Zij heeft al veel ervaring.

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening( standpunt ) kracht bij te zetten. 
mening  
↑ 
argument 1 ↔ argument 2

Voorbeeld: Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring en ze kan goed met kinderen omgaan.

Mening (standpunt): Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster.
Argument 1: Ze heeft veel ervaring.
                      Argument 2:  Ze kan goed met kinderen omgaan.

Slide 10 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
mening 
↑ 
 argument 
↑ 
argument

Voorbeeld: Je moet minder patat met frikadellen eten. Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met  je zakgeld.

Mening (standpunt): Je moet minder patat met frikandellen eten.
Hoofdargument: Dit kost je veel geld in de week.
Subargument (ondersteunt het hoofdargument): Je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 11 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
In het volgende filmpje worden de argumentatiestructuren uitgelegd. Je hoeft de term meervoudige argumentatie niet te kennen. Dit heet tegenwoordig nevenschikkende argumentatie.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Enkelvoudige argumentatie
schema:

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
schema:

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
waarderend argument
nevenschikkend argument
Je kunt er maar moeilijk door ademen.
Ik vind dat mondkapjes niet terug moeten komen.
Het is niet wetenschappelijk bewezen dat ze voldoende bescherming bieden.

Slide 18 - Sleepvraag

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
onderschikkend argument
feitelijk argument
waarderend argument
Ze zijn alleen bezig met zichzelf aan de macht te houden
Dit is slecht voor het ecosysteem
De regering moet meer doen voor een beter milieu
Als ze niet drastischer ingrijpen, dan zullen veel diersoorten uitsterven

Slide 19 - Sleepvraag

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Het Bernard Nieuwetijt College is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 22 - Quizvraag

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 23 - Quizvraag

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 24 - Quizvraag

Het Reviuslyceum is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht groepen van 3

Slide 27 - Tekstslide